Tirade. Jaargang 44 (nrs. 383-387)(2000)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 461] [p. 461] Ilja Leonard Pfeijffer Gedichten Kringloop ella va amica da cima a valle een arm wordt moe een feest in het dal lacht ons uit en toch gaan we niet naampjes gaan smaken naar vorig verdriet maar ik wil niet dat jij verglijden zal jij niet niet jij geen smeltende poolkap breuklijn mitch geen i will survive wil dat ik zee splijt en alladin wrijf ontschonken blijf mont blanc til hete kool hap en blijf mijn arm is sterk niet moe niet moe een keer moet eerst en laatst zijn zon kan stilstaan water klimmen ik begeerlijk zijn er is een ander lied is malibu is creditcard is liefde nieuwe maan en nieuwe namen die oneerlijk zijn [pagina 462] [p. 462] Patir Ilias hoog boven kromlopend pijnboomhout en getij van erfpacht en gierige aarde zingt steen rond en brandt met de krekels als een herinnering van verlangen oogverdovend helder en verlaten door stokoudste goden die nog niet toen spraken van woorden maar gulzig alom tegenwoordig stierhoorn en kalfsbloed in spiralen een brede trap ademt zonovergoten naar wolkenloos waar zijn uitbundig als een blozende rots met wapperende baard en gebaren stapt hij onmiskenbaar hier en midden op straat en splijt met vanzelfsprekende hand de zee van verkeer op de kustweg en de eters eten en ze weten hoe ze horen en dat ze moeten dansen vandaag zoals ze altijd dansen op altijd deze oorverblindende herinnering die rondzingt van pijn en verlangen als een dommelende vechtstier mooi voor elkaar in spiralen met de oude passen want elke dag is nieuw en hoort gevierd zoals ze dat al eeuwen vieren [pagina 463] [p. 463] uitbundig is hij onmiskenbaar waar en alom tegenwoordig danst om het kalfsvlees brengt wijn voor water zit wolkenloos breed als een rots ademt gulzig hier zijn keert ieder een koon toe en eet gul met deze vrienden alsof zij zijn laatsten zijn Kreta, 23 juli 2000. [pagina 464] [p. 464] Idylle hoe hoest het afgekloven muildier voor de molenaar gelukkig op zijn trektocht door drek rond de blubberput hoe hoost de molenaar broekriem en zwijgen over de gekromde rug van het lastdier dat zijn bedstee deelt hoe steelt de bedstee twee minuten zweet van de slechte knecht op marktdag hoe lacht de knecht gulzig na veertien potten schuim zijn schuine bek en broekriem open voor de herbergierster die zich laat openrijgen voor gestolen tafelzilver hoe verbijt de herbergier zijn ongepaste ware liefde afgekloven als een lastdier voor gestolen tafelzilver hoe verbijt het lastdier onbezonnen dagen jong vrijen in het hooi meel molens en vlugge knechten in haar bedstee op marktdag als ze druipt en huilt als een vrouw hoe huilt in het hooi als een vrouw de bakkersdochter op marktdag bereden als een lastdier door de molenaar dat ze rul is geschopt met schande als een kind hoe drinkt het kind gulzig blubber in de put als de bakker de schedel open schopt van zijn dochter hoe drinkt de blubber gulzig bloed uit de schedel van de slechte knecht van de molenaar voor twee minuten zweet zwijgen en gestolen tafelzilver hoe hoest het afgekloven muildier voor de molenaar gelukkig op zijn trek- tocht door drek rond de blubberput [pagina 465] [p. 465] - Ta lainoita laina wilploegland uwota laina - ploeg uota lainomijn akker - wil diepploegen plengoüw akkerta laina - ta lainopleng uendoe ploegdiepmijn akkeren zaailanden vore splijtopen zallikta lainaüw ploegland legopen mijota lainomijn aarde ploegopen zallikuw akkeren zaailanden voremet krachtvande tweespandie spiertonder jukdattu grofkluitig rulleën sapzaam - want ikbenta lainoüw ploegeren zaaier - wees uota lainomijn ploegeren zaaieren jukwant ubentta lainode krachtspan - ben zwellenduw staalvlijmdat blinktuge weldig zwelludat splijtopen zallik zwelzaambloeit openals zwartlobbig splijtkruit ubentge weldzaam loopwankel zultumet wankele stappenwan neerikmijn spankophard voorwaarts drijf wankeluw spanzultu drijvenmet wankele poten stromendals sneeuwbeek zalliku smelten stroomuïn stromenen lossube vrijd [pagina 466] [p. 466] zwemvisvaar diepinde mondvanta laina snelzwemtmijn tongenmijn lippenom vamen - o mondweesta lainamijn zeeëmijn diepte stroomuïn stromenen lossube vrijd - op rechtota lainastaat rechtopmijn liefde - als spruitjongge zaaid plenguta lainomijn zaailandmet zeevanuw liefde wilstroomals sneeuwsmeltin uota laina stroomuïn stromenen lossube vrijd [pagina 467] [p. 467] Uit duizenden electronenkanonnen stralen jou als heetroze wolfram weergaloos van zinderend gloeidraad en het veld van mijn magnetische ogen buigt jouw electrisch lijf open dat je bruist in fosforstippen full colour tentoongespreid wil ik in jou bladeren en ik streel jouw glimmende huid vleeskleurig uitgelicht in hoogglans onzichtbare paren van ogen wentelen jou loom draaiend rond en je liefkoost jezelf rood en open in kraplak dimlicht je lokt zoet in goedkope geuren achter duizend ramen tastbaar als een dier dat zich spinnend tegen de stad aan schurkt ik toets jouw nummers en je wil mij met honderd hijgende stemmen je typt het wonder van je lijf met honderd namen in iedere tijdzone op mijn beeldscherm ik download jou in alle maten met honden paarden groente likkende vrouwen of zestien negers in een boksring laat jou hortend live stream vullen met de lengte van mijn liefde vind jou willig achter passwords wachten op mijn avatar en je wilt alles voor mij zijn [pagina 468] [p. 468] ik zie jou in het donker in plakkerig pluche tussen morsig schoelje dat sjort close up kronkelen op grootbeeld en je blaft in dolbi stereo schallend je zucht naar mij voor verkrachtende ogen van dronken engelsen en plurken in marsipulamipakken schil je onder joelende bijval de tergende schoonheid van je dansende lijf en ik smaak de verboden vrucht uit je tergend dansende lijf zo ben jij uit duizenden ben jij altijd enig en immer mijn enige keer jij zienderogen bij mij terug [pagina 469] [p. 469] Zazen met aandacht aangeharkte adem van zazen die vorst doet vriezen voor verstaan van broosgevroren winterbloesem die stilte aanblaast van de bamboe- fluit aan het meer van shakuhachi in lente die de vlieg in de zomer van de vleugels waait achter de rug van de ronin dat het zwaard hem ziet die regent de herfst over de rug van reizigers op de brug met ruggen krom als de brug deze adem ademt mij in vlugge inkt leeg- geveegd aan de rand van het papier waar in ongehoorde stilte hagelwit op sneeuwwit witte kersenbloesem sneeuwt onder wolken op het schuim van golven in de ochtend en ieder blad is onbetekend als de wind die het wegwaait en dat was de bedoeling ook weer niet yedi-master zou ik worden met twee dubbel gevreesde zwaarden warlord die met vlijm- scherp toegeknepen ogen door de straten zwijgt van het onoverwinnelijk geheim onder zijn jas klingon warrior uit de orde van bat'telh samurai met de zachte blik van kracht in de ogen sterk als wuivend riet [pagina 470] [p. 470] nu zit ik mooi enkelvoudig een met het niets in mijn staat van ondenken voor een lege spiegel harmonisch bijkans bonzaiboompjes te vouwen mijn tweesnijdende avondtong proeft verstilde thee in de ochtend het complex samengestelde karakter spreekt in schoonschrift stilgeveegd als een geschikte bloem zelfloos zwijgen dubbele zinnen en ik beteken wit op wit Vorige Volgende