Tirade. Jaargang 44 (nrs. 383-387)(2000)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 106] [p. 106] [Mei 2000 - jaargang 44 - nummer 384] Hanny Michaelis Gedichten Onverhoeds wordt uit verheven regionen een schot hagel op de stad afgevuurd. Als een kolossale vlammende spin laat de zon zich loodrecht onder een wolk uitzakken en zet het westen in brand. Aan de overkant verschijnt met oudtestamentisch gezag de regenboog. Gloeit aan. Dooft uit en heeft de aarde niet geraakt. [pagina 107] [p. 107] IJzerzagen. Drilboren. Mokerslagen. Het opdringerige ronken van vliegtuigen, auto's en motorfietsen. Het mechanische gebonk, geloei en gejengel van het discorepertoire. Ravel wordt erdoor overstemd maar boven alles uit klinkt onverstoorbaar het ijle gefluit van de doodsvogel. [pagina 108] [p. 108] In de vallende avond keek ik naar buiten en zag tussen bekende bomen in de verte een onbekend wit huis. Mijn blik begroette het verrast als voorpost van een weergaloze wereld die ooit voor me zou opengaan. De volgende avond was het huis weg. Hoe ik ook bleef turen in de schemering of overdag, het liet zich niet meer zien. Een overhaaste belofte overhaast ingetrokken. Sinds tientallen jaren rijst het plotseling in me op: een wit huis tussen verre bomen. Onvindbaar. Buitenaards. [pagina 109] [p. 109] Met mijn moeder die las en breide tegelijk en mijn vader die zes uur per dag piano speelde heb ik jarenlang gepraat, gelachen en ruzie gemaakt totdat ze werden ingelijfd bij de legendarische 6 miljoen. Een getal, waarover na ruim een halve eeuw nog steeds wordt geredetwist. Hun gezichten beginnen te vervagen. De klank van hun stem is al bijna ontkleurd. Straks ben ik er ook niet meer. Dan zal het zijn alsof wij drieën nooit hebben bestaan. Vorige Volgende