Tirade. Jaargang 43 (nrs. 378-382)(1999)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 360] [p. 360] Esther Jansma Niemand die mooi roept Voor Rudi en Ineke Een jongetje staat kwaad zwaaiend met zijn armen brood naar de vogels te gooien, dat wil zeggen woedend doet hij iets voedends - dat gebeurt ergens tussen ‘lief zijn!’ en ‘godverdomme’ in slaan de stoppen door, wordt er uit goedheid geslagen. Hadden ze maar, hadden ze maar, zeggen de armen die brood strooiend elke vogel doodmeppen. Zo'n jongetje op een balkon. Duizend jaar mensheid. Dit overwoog ik terwijl ik uit het raam keek en mijn mouwen opstroopte en mijn haren losmaakte om ontspannen en stoer tegelijk te gaan schrijven wat ik zeggen wilde: Glimmen, het roestige licht de ronde tafel, het rossige hoofd van je vrouw - ik moest aan Russische iconen denken de verstilling ervan, dat goud, dat brede lijstje alsof je door een klein raam kijkt naar een plek waar je wilt blijven vastgehouden door taal, gezichten, schilderijen kasten die er gewoon zijn, al die dingen, mooi zo en niemand die ‘mooi’ roept, met brood smijt aan het eind van dit tijdvak, die volle tafel, glazen in dat rossige licht waar een uitputtende beschrijving zoals H2O voor zou moeten bestaan [pagina 361] [p. 361] om het begrijpelijk en reproduceerbaar te maken maar dat kan niet, dat alles blijft in mijn hoofd tot mijn hoofd stopt. Vorige Volgende