Tirade. Jaargang 43 (nrs. 378-382)(1999)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 282] [p. 282] Chris Honingh Gedichten Gek lepelrek Als in een dwazer ogenblik - het onfortuinlijk lot zal immer mededingen - bega ik wel de fout te denken dat je in mijn eetgerei puntigheden wilt ontdekken die verscheuren of doorboren wat koud niet meer te pruimen valt. Een hoger eetfestijn knalt tussen monkelende bokalen, zout op lippen van de kannibalen, het gebeente dat verguld een bek vult met zilverkleurig tandenwerk; je zou braken als je dat beseft. Het riool dat wij ons lichaam heten waarin een wijnvloed naar beneden glijdt - dierbare peristaltiek - buigt af om moegegeten afval weg te vreten. De tandeloze maag verzuurt zolang het duurt. Dat je dat ook lust! Rust nu eens uit en weeg de krenten met het overleg van iemand die te vroeg verteert. Het is voorbij, de weg is afgesloten maak rechtsomkeert en zie niet om; de lepels kletsen omgekeerd, ze kletsen uit hun nek. [pagina 283] [p. 283] Blauwoogpijn Er is een blauw dat pijn doet aan de ogen, blauwoogpijn waartegen geen remedie is. Onderzoek heeft uitgewezen dat de luchtdruk van belang kan zijn, echter deo volente. En tja, men noemt het bloed van planten sap, bij zo'n gemis moet iets de oorzaak zijn. Maar terug naar blauw. Wang aan wang, wij natuurfervente stervelingen, die slechts lezen onder druk, beschouw de heg, de graspolwortel of de struik als ander leven, qualitate qua. Hé zeg, dit is voor onderweg naar blauw, denk ook eens na over wat er dampend ontluikt. [pagina 284] [p. 284] Trampoline Er stond een trampoline opgesteld, langs de ramen ging mijn onderbuur als een merel met onhandige benen en uit zijn te zamen geknepen keel kwam een onzuiver geluid opgeweld. Hij maakte zijn dodelijkste sprongen gestadig op het voormiddaglijk uur, om z'n as draaiend voor de bakstenen muur. Toch was het niet accidenteel wat hij deed, hij leek wel gedwongen tot deze mildere vorm van geweld. Zijn sprongkracht werd op den duur weliswaar minder, zijn kromme tenen duidden op uitputting en eventueel fatalisme, maar voor hetzelfde geld bleek hij zich zo voor een voldongen feit te hebben gesteld. Wat overstuur van de gedachte dat alleen trainen kon baten klonk boven alle krakeel het gepiep van zijn ijdele sprongen. [pagina 285] [p. 285] Trampoline II Zo ging 't: m'n buurmans sprong veel hoger dan de mijne, zo hoog, hij verdween haast uit het oog dat toch al moeite had hem te volgen. En weer verder, hij zich snijdend aan de lucht, zo ruggelings keren af en toe, een haperend vogeldier dat zijn veilig nest opeens verlaten had met onder zich de oude stad vol transparante torens. Nu vloog hij uit, ik trok me wat verbolgen uit het raam terug, maar hij zong naar lieve lust. Als hij een lijdend voorwerp was dan was dit plezier niet waar, dan kon hij 't bijzonder adequaat achter zijn val maskeren. [pagina 286] [p. 286] Huzarenstukje dat onzwart, die de nimmer witte; zie het stokstijf stokroosje toch zo verkleumd in winterongerief bij lange na de dikke deken niet de dikke deken op de harde beken o ik kies voor niemandsverdriet oftewel de grote, blauwe pitten die door de sneeuw heensteken, oftewel tegenstribbelend vocht in een soort smeltwaterhiëroglief snel en vruchteloos bezweken. Dat zachte palimpsest zo naïef, zo verstoken ook van achterdocht om hyperkleine tepels antraciet; dat onzwart, die de nimmer witte. Vorige Volgende