Tirade. Jaargang 42 (nrs. 373-377)(1998)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 545] [p. 545] Jan Baeke Gedichten Wie treft een steen Hij zou kunnen bidden, maar ook dat maakt de landwegen niet noch het stenen huis aan de rand van het dorp. Een gelovige is niet meer dan een steen of een voor in een weide of een droge bedding. Ook dat een steen zich niet bekommert om degene die de verlaten weg op en af loopt, naar haar die hij niet vindt. Als het niet de droom is, maar de orde die zich over ons ontfermt waar raken de wegen dan nog zoek; wie treft een steen die het het minste nodig heeft - Een man die enkele gebeden uit het hoofd kent, maar een huis bouwde om zich tegen alle namen te beschermen. Een man die de eenvoud van een bloem of een haan gedenkt, in de wetenschap van al wat boven hem gesteld is. [pagina 546] [p. 546] Wie treft een steen Hij denkt aan alles, maar hij doet niets. Een woord wensen en dat woord noemen tevergeefs. Een man die vastbesloten is en dat besloten heeft. Zo ook is een steen een besluit een eenzame wandelaar. Een pad waarlangs soms meerdere mensen op weg gaan. Bukken om een weg te ontrafelen. Hij buigt door zijn knieën. Niets zoals het stond geschreven tevergeefs. [pagina 547] [p. 547] Als het moest zijn Er komt geen einde aan het uur een kamer gemaakt om in te roken. Lucht stroomt door de kamer en laat het daar bij. Boven de tafel de lange alleenspraken. Een voorhoofd van oost naar west beschenen. Een raam dat de lucht niet weerhoudt dat duldt dat de verte niets prijsgeeft. Een huis zo te zien. Geruis dat de bomen raakt en een kamer inlijft. De kamer is een reus maar het roken is sterker. Het roken neemt het vuur ter harte en verbrandt het huis. Vorige Volgende