Michael Spaan
Voorgoed ongeschikt
Waarom vraag je dat nu juist aan mij? Zoek die schoenendozen vol 8-millimeter-filmpjes liever zelf uit. Er zit vast nog heel wat bruikbaars tussen. Als ik jou was liet ik al die spoeltjes op videoband overzetten. Zwart-wit, kleur, alles achter elkaar. Daarvoor weet ik wel een mannetje. Nee, niet echt goedkoop. Maar wat is dat een uitkomst! Nooit meer dat gehannes in het donker met dat op de las gebroken celluloid, nooit meer meters filmsla over vloer en tafel, nooit meer haastig knip- en plakwerk. Enkel vier uur breedbeeld-televisiekijken. Stomme film in stereo.
In die dagen spraken wij in onze kringen nog heel sjiek van sjiën. Daar hadden de gewone mensen geen idee van. Als die dat dure woord al ergens tegenkwamen, zeiden ze domweg skiën. Maar ik was, heette het bij mij altijd, met lange latten - sjies - aan m'n voeten gebóren. Dat valt nu toch niet meer voor te stellen? Ik!
Nog wel verder dan daar op de Alpsten en de Wieszhorn. Heel wat hoger ook. Lang vóór de komst van sneeuwkanon en machinaal gebaande piste. Kun je dat niet zien? Neem alleen al eens die geel-met-zwarte postauto. Die opgeblazen vormen. Die motorkap en die enorme lampen. Die opgekamde dameskapsels, of die kleren. En wat dacht je van die brillen!
Eerst nemen we de tandradbaan. Overstappen in de gondel van de kabelbaan. Hoog door de ijle lucht. Aan de overkant de latten onderbinden. Leren riempjes om je veterschoenen. Daarna nog twee zitten met zo'n stoeltjeslift, en dan de diepte in. Hoog verheven boven heel die oude wereld uit je dak.
Waar die rafelige boomgrens zoetjes aan in zicht zou moeten komen, zit de boel ineens potdicht. Om het nog eens extra griezelig te maken valt, afgezien van al dat suizen in je oren, elke weerstand weg. Maar na een eeuwigheid moet je zo'n vrije vlucht bekopen. Meters diep in sneeuw gedempt.
De gletsjermummie die jou voor zijn spleet te pletter vindt, hult traag