Tirade. Jaargang 40 (nrs. 362-366)(1996)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 525] [p. 525] George Moormann Niets dan lucht Boven de stal van Bethlehem zweeft een engel, zestien kilometer groot. Of ik overspel met een gevallen engel zou kunnen hebben, ik ik?! Vraag mij niet hoe ijl een stoffelijk lichaam zijn kan. Heet heet en hel graaide ik in zijn blauwe lucht en warm dat zijn vechtjas was, je dacht toch niet dat ik toen dacht aan reconstructie: ‘de anatomie van een egel zou een stuk moeilijker zijn dan die van een’ [pagina 526] [p. 526] So what! ik moest helemaal vuur worden, dacht mijn leven niet voller. Geur van bronst, brullend drek vermengd met het gehuil van twaalf legioenen, en ik ik zou moeten vragen naar de oorzaak van de dood? Wat de betekenis van woorden is, waar engelen dichter, vragen ze ook niet waarom de mussen vandaan, hoe ze leven, hoe ze kwamen? [pagina 527] [p. 527] Nooit! Zal ik de zin van mijn bestaan in wiens hand, boos, dronken, gek als in een spiegel, gepijnigd door de leegte, zeker andermans engel in mijn armen dromen vallen zoals een tak van een gewei knoestig rood verbrand om nooit winter te worden. Dit gedicht is een engel, en ook dit zoeken houdt op: In lucht geen hemel geen lichaam geen hoeve. [pagina 528] [p. 528] Als een vliegtuig valt laat niemand hem los. De eeuwigheid gaapt om de mens die eenzaam zijn bestemming vindt: lucht is lucht. Vorige Volgende