Tirade. Jaargang 40 (nrs. 362-366)(1996)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 428] [p. 428] Jan Baeke Ornitotteri Hij lijkt op een telg uit een geniaal geslacht al zijn zijn trekken niet bekend. Was hij een reus, hij kon een dwerg zijn. Hij wandelt door de straten gezond, jong, onbemiddeld met gewone passen. Plaat 1 en 2 uit de atlas van zijn lichaam. Haar lichaam vult het atelier. De afmetingen van zijn atelier zijn onderhevig aan het temperament van de machines. Ook haar lippen zijn gekleurd zoals de meester heeft beschreven. Hij oefent zijn handtekening opdat de eeuwen zijn listen kunnen herkennen. Als de rivier het daglicht wegneemt laat hij de warmte uit zijn atelier. De vlam van een kaars, een zinssnede. Zijn geliefde, die haar triptiek verlaat en wegvliegt, door het geopende raam. [pagina 429] [p. 429] De oude meesters Het gouden geraamte van de lijst, hun gedaclitengoed over de eeuwen tot ons gekomen. Wij ontwarren hun lijden niet. Wij proberen hun aanwijzingen te doorgronden. Hun beheersing geldt het lot waarnaar ons handelen zich richt. De nacht in zuiver zwart hun gotische gewicht de klassieke gebaren. Wij hebben een zwak voor mooie attributen. Wij kopen een kaartje. Rechts de polsslag van de middag. Links de eeuw der weddenschappen. Als onze gedachten ons goed gezind zijn komen ze voorbij gestrompeld de zon, de maan, de grote epidemieën. In hun herinnering geloven wij de oude meesters. [pagina 430] [p. 430] Copernicus Hij is vergroeid met zijn globe. In Silezië was het z'n enige houvast. Niet de vorm of haar betekenis (zij kunnen ons niet misleiden) maar wat naar de zon verwijst en weemoed uitgebeeld. Hij valt de zon niet af. Hij trekt een cirkel in het zand van Silezië. Ziedaar. Hij bidt voor de wereld voor het lot van de wereld. Hij kent de formule. Hij vergeet de formule. Hij wenst de wereld zijn nagedachtenis toe Hij ziet zichzelf als een man in het licht van de zon de aarde onder hem draaiend. [pagina 431] [p. 431] Zoals de aarde nu is valt het hem onmogelijk in deze nacht de nacht door te brengen. Het is niet het idee van God die zijn dienaar leidt. Het zijn de seizoenen van Silezië geworteld in oude aarde. [pagina 432] [p. 432] Mendel Havikskruid wordt hem teveel. Hij kan die woekering niet verklaren. Als hij zijn bijbel opslaat is het om zijn ouderdom van iedere methode te vrijwaren. Valt het boek uit zijn handen op de grond dan kunnen de woorden onder of boven zijn. Hij bukt zich, in al zijn jaren en ziet door het raam het zonlicht op de kloostermuur en in de verte voldoende donker om het tegenlicht te gerieven een reiziger een man een vrouw welke bekende is van hieruit niet te zien. Vorige Volgende