| |
| |
| |
Jim van der Woude
Spijker
een geïllustreerd scenario
| |
| |
| |
| |
| |
| |
|
de bewegingen van de fietser in de bosjes te volgen.
Deze komt weer te voorschijn, ditmaal niet alleen met een neusmaskertje maar ook met een feestmuts op. Spijker krijgt er genoeg van. Hij loopt weg met de hond op zijn hielen.
scène 3
Spijker en de hond lopen over een bospad. Als hij bij een kruising komt, ziet hij de fietser in zijn volle lengte achter een boom staan. De fietser heeft zijn jasje en overhemd uitgetrokken en staat met ontbloot bovenlijf naar het veldje te gluren, feestmutsje en neus op, zijn broek hangt op z'n enkels. Zijn fiets leunt tegen hem aan. Hij is slechts gekleed in een witte degelijke onderbroek. Spijker blijft droogjes naar hem staan kijken. Als de fietser hem ontdekt schrikt hij niet, integendeel, hij draait zich naar Spijker toe, spreidt z'n armen en beweegt zijn heupen koket alsof hij zeggen wil: kijk eens, wat vind je van mijn slip?
Spijker voelt zich zichtbaar ongemakkelijk. Hij kijkt gehaast in het rond. Dan loopt hij snel naar een halfhoog bosje, schuin tegenover de fietser en gaat er achter staan.
De fietser kijkt gespannen toe.
Spijkers handen gaan naar z'n broeksknoop. Hij aarzelt, kijkt de fietser twijfelend aan, maar zakt |
| |
| |
| |
| |
|
Sinterklaas denkt even na, rent dan twee stappen naar voren, gooit zijn mantel af, blijft een moment uitdagend staan en rent weer terug de bosjes in. Spijker die op hetzelfde moment aanstalten maakt om de stok te gooien, schrikt zich een ongeluk en raakt uit balans. Hij moet moeite doen om niet te vallen. Hij wordt woedend en smijt de stok de bosjes in waar Sinterklaas is verdwenen. De hond rent enthousiast achter de stok aan. Er ontstaat tumult in de bosjes.
Spijker hoort gilletjes, gegrom en geblaf. De hond komt uit de bosjes te voorschijn met een verfomfaaide baard om zijn kop. Sinterklaas zonder baard wil de achtervolging inzetten, struikelt, bedenkt zich en rent terug de bosjes in.
Spijker rent achter de hond aan en probeert hem de baard te ontfutselen, wat echter niet lukt.
De baard scheurt aan flarden.
Spijker loopt schuldbewust naar de plek waar de fietser is verdwenen. Daar is echter niemand te zien.
Wél hoort Spijker vreemde geluiden. Hij ontdekt een heel klein speakerboxje dat met een snoer aan de boom hangt. Uit het speakertje komt zachtjes muziek waardoorheen af en toe een hondje blaft.
De hond van Spijker blaft terug. Spijker trekt het speakertje uit de |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
|
klant:
‘Zo te zien zit hij heel goed, is het niet?’
spijker:
‘Ja... eh... eh... hij knelt een beetje!’
klant:
‘O maar dat komt wel goed, er zit veel rek in!’
De klant begint aan de rubberen onderbroek te trekken.
klant:
‘Ik heb er trouwens zelf ook een, en ik moet zeggen, hij zit echt heel fijn!’
Nauwelijks heeft hij zijn zin afgemaakt of er wordt achter in de winkel een deur opengegooid. Harde intromuziek wordt ingezet. Iedereen kijkt op.
In de deur staat de fietser. Hij draagt voor de helft een show-kostuum: een kort cowboy-jack met franjes aan de mouwen, een cowboy-hemd en een sjaaltje om de nek, zijwaarts geknoopt, een cowboy-hoed en een puntneus. Van onderen draagt hij slechts een witte onderbroek, om zijn heupen hangt een riem met twee holsters waarin pistolen. Aan zijn voeten draagt hij leren laarzen met sporen. Naast hem staat een klein hondje met een hoedje op. Het is een circusachtige entrée. |
| |
| |
| |
| |
|
De fietser schiet al dansend in de lucht. Spijker grijpt verschillende hoedjes, tooien en attributen en zet deze om beurten op zijn hoofd. Iedereen loopt zingend door elkaar heen te dansen.
De twee hondjes hebben elkaar gevonden. Ze zitten rustig naast elkaar en kijken het absurde feestgewoel met een meewarige blik in de ogen aan. |
|
|