Tirade. Jaargang 40 (nrs. 362-366)(1996)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 263] [p. 263] Kees Ouwens weet waar je het zoeken moet in het geval de werkelijkheid van anderen je omgeeft waar blijf je dan? in een overwerkelijk wijkend zich eenzelvig openlijk openbarend toedragen van het verst strekkende, het gezichtsveld als visioen, de werkelijkheid van niemand? het gezichtsveld als uitsluiting van zijn bron, die het waarneemt? het ik op fort Rammekens, Vlissingen, laat in de middag geklommen? zwart de schepen op zee in het tegenlicht, voor anker op stroom in kleur, andere, verte de Schelde-oever de kust, de bocht naar het zuiden, het water dat zee kiest groen als een Eden, het licht dat inkeert door het water gedragen dat licht is, gesloten als parelmoer westwaarts versmelt eind augustus - heeft het ik daarop een antwoord, heeft het een antwoord op zichzelf, denkend: dit is er immer en ik wist het niet, van elkaar wisten wij niet, ik wist mij niet? hoe het zich terughoudt in zijn iets, dat wat is uitgebleven, in geen afwachting van een ik, immens ontvouwen, verblijft, daaraan vooraf, in de tijd alhier, in de tijd erop volgend? Vorige Volgende