Tirade. Jaargang 40 (nrs. 362-366)(1996)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] George Moormann Uitzicht op scheiding Fata morgana Ik geloof niet dat ik er was - toen hij in de spiegel van de badkamer keek, hij achter mijn rug een slag in zijn haar legde, hij met zijn nog vrije hand mijn kruis betastte, hij drie maal een lok langs mijn slaap liet vallen, hij zonder liefde, de kranen voluit open draaiend, over zijn behoefte aan verspilling sprak, hij zich bruistig uit deze leegte vol zand tegen mij keerde en trillend sprak: hoe harder je me nodig hebt, hoe harder ik wegloop. [pagina 48] [p. 48] Het begin Je honger naar zelfbehoud wens ik te begrijpen, maar ook is er het verdriet om de nasleep van zo'n verlies, dat je eeuwig op vakantie doet gaan naar onvertaalbare afgetopte bergen, naar heuvels zonder tegenspraak en dit natuurlijk op neutraal terrein, waar, eenmaal ingevuld, de open plek in mijn hart voorgoed onvervuld zal blijven. [pagina 49] [p. 49] Middenstuk Is het daarom dat mijn lippen aarzelen, mijn hand stil blijft staan als de jouwe eindelijk iets zegt? Bang dat ik ben voorgoed jouw vlucht te zijn, bang dat jij een vreemde in mijn bijzijn wordt. Uit deze onmachtige droefenis komt ons vroeger als een prijzig veulen aan, zweven sporen rond een nog onvoldragen borst- waar ik verzuim mij als een man te gedragen, hem spaar opdat niemand zich gewonnen geeft. [pagina 50] [p. 50] Einde En je weet dat hopen tegen beter weten in steeds moeilijker wordt. De zachte fonteinen achter onze ogen zijn reeds gekneveld door de harde trekken van een mond, een stem die zegt klaar te zijn voor een nieuw avontuur op leven en dood. Dezelfde jongen die te moe was om, waar dan ook, een bres te slaan laat ik nog eenmaal zijn glansrol spelen: de drenkeling die wild naar een hiernamaals zwaait, dodelijker - zijn triomf ‘afscheid door een kus’. [pagina 51] [p. 51] Uitzicht op scheiding Eerste venster Raad van wijzen of bloedraad? Of toch, zoals buurman de dichter zegt: open registers, fijn kwarts waarin de tijd zich zo maar nestelt. Uitlopers van zand, kalk en soda die nooit om uitleg vragen. Voorstellingen slechts. Tweede venster Je viert, dus je bent. Je bent wat je viert. Zo spreekt het glazig oog van de kameleon, maar niet ons mensenhart dat hier in stukken ligt uitgestald. In lege kamers, in boezems zonder weerklank of luister. [pagina 52] [p. 52] Derde venster Dan gaan een voor een de jaloezieën omhoog, verdiept stof zich en nemen we de kleur aan van wat zich hier openbaart. Twee mensen die voor de zweepslag van een ogenblik in elkaar overlopen. Vreugde die snel wordt onderdrukt. Vierde venster Want een van ons zal de deur openen. Zal vragen wie we zijn en vooral wat we komen doen. Erger, zal iets redelijks zeggen, een bepaald venster de schuld geven, misschien wel weer vragen welk spiegelbeeld de mooiste is. Vorige Volgende