of misschien op school... met zoveel verschillende kinderen, van zo verschillende afkomst....
's Nachts deed ze geen oog meer dicht. Steeds lag ze maar aan haar jongen te denken, hoorde zijn voetstappen boven haar hoofd. Wat deed hij zo laat nog, waarom ging hij niet slapen? En als ze het hem ging vragen, trof ze hem buiten adem aan in een onbeslapen bed, dat zagen moeders meteen. Op zijn zolderkamertje ontbrak het hem aan niets, het was een juweel van een kamer. Ze had een spiksplinternieuw bureau voor hem gekocht en een verstelbare stoel op vijf wieltjes, in de hoop dat het met lezen en schrijven beter zou gaan. Want, had die mevrouw gezegd, Heino is gewoon te klein. Voor alles moet hij op zijn tenen gaan staan, dat is slecht voor de bloedsomloop. Daarom heeft hij moeite met lezen en schrijven... Maar als ze dat tegen hem zegt en hem zegt dat hij zijn oefeningen moet doen, kijkt hij haar aan of ze gek is, lacht hij haar uit midden in haar gezicht.
‘Wat voor oefeningen,’ vroeg hij haar.
‘Spieroefeningen,’ zei ze. ‘Een soort dansen, maar dan heel langzaam, op een been, en kruipen. Die mevrouw heeft gezegd dat hij dat nooit heeft geleerd.’
Ze stak een sigaret op en blies met geheven kin de rook de zaal in. Aan alle tafeltjes zaten ouders met leraren te praten, een gedempt geroezemoes. Hier en daar klonk gelach, er werden handen geschud en verstandige maatregelen genomen. Er waren ouders die hun kind meebrachten. Onwennig gaf het de leraar een hand, plofte met een schuldbewust lachje in de haastig erbij gesleepte stoel en begon de gebogen ruggen van zijn ouders te bestuderen, de stoelpoten die daar zo raar onderuit staken, de kartonnen platen die ze onder de stoelpoten hadden gedaan om de vloer van de gymzaal te beschermen, de ringen, hoog in de nok.
‘Hoe komt die mevrouw daarbij?’ vroeg hij. ‘Alle peuters leren toch kruipen?’
Ze doofde haar sigaret in het koffieschoteltje en schudde haar hoofd.
‘Heino niet,’ zei ze schor. ‘Die heeft het kruipen gewoon overgeslagen. Die liep al voor zijn eerste jaar. Eerst gingen de klinken van de deuren omhoog, daarna de deuren op slot, toen hij ontdekt had dat je op een stoel kon klimmen... Maar misschien,’ bedacht ze terwijl het achtminutensignaal een eind aan het gesprek maakte, ‘hadden we hem niet moeten opsluiten, is hij dáárom steeds op de vlucht.’
Hij gaf haar een hand en wilde nog wat zeggen, iets bemoedigends, een blijk van begrip, een nieuwe afspraak misschien. Maar ze was al op weg naar het tafeltje naast hem.