De kunstkoe
Kunst is een stuk duurder dan vlees, huid en haar. Toch bestaat er niets mooiers dan de billen van fokstieren. Het lijkt of ze met pure shantoeng zijn bespannen.
Wij staan gearmd in de warme stal.
‘Jammer’, zegt mijn vriendin, ‘dat een schilder van vandaag geen recht voor zijn raap-compositie meer mag maken van een stel stieren onder een boom.’
Ook de man die ons rondleidt zit goed in zijn vlees. Zijn beroepseer is kennelijk gematerialiseerd. Links en rechts knijpt hij eens stevig in de beesten. Of hij geeft ze een klap op hun kont. Ze vinden dat niet erg want ze verheugen zich op de kunstkoe.
Voordat je stierezaad kan gaan invriezen moet het eerst verzameld worden.
Die handeling heet de collecte en voor deze collecte, die altijd plaats vindt om zes uur 's morgens, zijn we vandaag hierheen gekomen. Plat op onze buik kijken we toe vanuit een ruif.
Op piepende wieltjes komt de kunstkoe aangereden, een langwerpig houten karretje met de lengte en hoogte van een koe. Over een paar lange latten zit een oude koeiehuid gespannen. Geen vlieg trapt erin maar elke stier is er verliefd op. Onder het wit-zwarte tentje houdt zich de collectioneur schuil. Hij steekt een gummiebal voor zich uit. Aan die bal zit een tuit met een flinke vlezige opening die onder de vacht vandaan piept. Het wagentje rijdt rechtstreeks naar de stier zijn manlijkheid. De stier verheft zich op zijn achterpoten, gaat als een dolleman tekeer en ontledigt zich. De bal met vloeibaar goud wordt binnen gehaald. Het karretje rijdt naar de volgende box. Zo vijftig keer hetzelfde.
Als je aan de bonte vleugels van de liefde denkt, zou je ook eens daaraan moeten denken.