toen zag ik dat het boek geschreven was door de auteur van Narrenwijsheid.
Ik sloeg het open en las op de engelse pagina het verslag van 9 jaar onverkoopbaarheid. Eens had het boek vier gulden gekost, toen drie, toen één gulden, maar zelfs voor 75 cent had het geen koper weten te vinden. Ik kreeg het voor 50 cent mee.
Flarden van den wind is een verzameling schetsen, gedichten en losse gedachten, geschreven tijdens de oorlog toen Van Schagen uit zijn geliefde Zeeland, waar hij in 1891 was geboren, werd gedwongen weg te trekken en met vrouw en kind in Maarssen terechtkwam.
Door Flarden van den wind ontdekte ik de zee. Eenvoudiger kan ik het niet zeggen. Anderen kenden de zee uit eigen aanschouwing, maar zelf kwam ik er heel weinig. Mijn ouders hielden niet van het strandleven omdat ze niet konden zwemmen en het waarschijnlijk ook een beetje ordinair vonden. Mijn grootvader hield zich ook verre van het betreden van die ‘zandvlakte’ zoals hij het strand noemde. Hij liep liever op stevige paden. Daar kon je er tenminste flink de pas in zetten. Maar het strand en de zee die Van Schagen beschreef waren het strand en de zee in de herfst en in de winter, het strand en de zee van de grote verlatenheid, de rust, de stilte, waar ik sindsdien verslaafd aan ben geraakt.
Maar er was nog iets anders aan het boek. Het bevatte een filosofie (filosofie is bij Van Schagen eigenlijk al een veel te deftig woord) over kunst. Hier vond ik nadere uitwerkingen van die vijf woorden die zijn complete werk uitmaken.
‘In dubio is er altijd één zekerheid, waarop je terugtrekken kan en die het nimmer begeeft: ik ben.
In dubio zèlf de maat der dingen zijn. Er is altijd dubium.
Een gedragsregel ten slotte voldoende, voor leven èn geest: niets krampachtigs.
Male agere et laetari: knoeien en blij zijn.’
En iets verderop:
‘Niet vragen, er komt toch geen antwoord. Schouders ophalen en verder gaan. Je eigen weg. Niet vragen en je eigen weg gaan. Play the game en de spelregels maak je zelf.’
Overal in het boek trof ik aansporingen aan mij op mijn intuïtie te verlaten, karig met woorden om te springen en bij alle hooggestemdheid de bretel