Tirade. Jaargang 38 (nrs. 350-355)(1994)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 450] [p. 450] Willem Weijters Aankomst Grote doos van glas en staalgebinte, Bahnhof Zoo. De faam is niet verdiend het is geen Howrah, de drukte toont aan alle kanten eender. Voor wie van reizen houdt is het geraffelde etudes voor een massa mooie vingers, ogengeluid ravissant voor wie van de pianoforte houdt en ik niet. Maar over al die tingeltangelmensen gooit je opgestoken hand een tarnkap die de grootgeprate aanslagen en loopjes smoort en uit de waarneming verwijdert. Pas nu is er het vreemde, van treinen schepen hemelwagens. In het toonduister gluren zwart-met-witte gluurders naar je: jongen in een sopranenrol? Ik weet wel beter. Over rails reik je naar me, over water: lied. Un bel di, vedremo! Strijkers bezetten achtingsvol de sporen. Hoog langs de glaswand zweeft je vrouwenstem, ja, de ijzeren staken van Fritz Hane zingen. [pagina 451] [p. 451] Mannen van de tiergarten bij de rododendrons staan de mannen graag als strakke helden de broeken om de lendenen het leer zwaar de ogen waakzaam op de brug met de stenen leeuwen een hond die gromt, ze blikken noch blozen in de laan van de gaslantarens lopen ze minder met heupen ze vallen niet op de bewakingsdiensten met mandaten gedaan in nette baretten de ventjes een beetje als echte soldaatjes toch al (onder welk uniform bukt u het gewilligst, onder welk uniformachtig iets, opdat u het weet en toch bukt) met een wegstervend spotlachje gaan de mannen het park uit ze kijken naar mooie winkels en worden stedelingen ze kontroleren hun autoruiten met hun rug naar de woede van het proletariaat, op muren tussen de winkelruiten van de Kantstraat: ‘Scheiben klirren und ihr schreit Soldaten morden und ihr schweigt.’ Vorige Volgende