Tirade. Jaargang 38 (nrs. 350-355)(1994)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 445] [p. 445] Wilco Berga De brand Wat nog geschreven wordt, is half zo waar als wat er werkelijk geweest is; dieper gravend is een hand gevonden, kraaienhand die in de aarde was geslagen, alsof eenzaamheid de vingers kromde. Ze begonnen vroeg: het veld zorgvuldig uitgemeten, hakken klaargezet, van vet ontdaan - de vleugelresten van een kraai gevonden. Konden we vermoeden dat een droom die eindigde zo snel werd blootgelegd? Iemand wijst de plaats aan waar het vuur met de gordijnen speelde, meubels aanstak. Maar niet alles zichtbaar in de kamers - ja, het bed verkoold en het behang gekruld, maar de jaloezie nog goed verborgen. [pagina 446] [p. 446] Deze kraai verraadt ons niet meer - elk geluid is met de kop verdwenen - evenmin papier dat rondzwerft, alle woorden al verweerd. De brand is wat geschreven en verteld wordt, alles brandde. [pagina 447] [p. 447] Gras Gras, oneindig grasland hadden we betreden, welke streek, welk pad is ons ontgaan - hoewel de stad dichtbij was in de dansende hoogspanningsleiding. Dieren vonden we er eenzaam aan de voet van stalen torens - hoog, heel hoog de stad die zoemend in de voorjaarslucht passeerde. Schapen sprongen stram vooruit en vonden we zo kwetsbaar - de gesprekken die we 's nachts nog voerden in de stad te heftig, nog te pijnlijk om de woorden te herhalen. Ons gesprek betrof een man die deze stilte moest bewonen: zo onaangedaan vervoerde hij een dier, de dood als alles wat hier vastlag, waar het dan ook was. Zo ongemerkt verlieten wijn het pad, en ieder van ons liep op verend gras - ver buiten ons bereik de stad die zoemend voortging. [pagina 448] [p. 448] Flamingo's Je hoort ze nog van verre roepen, alsof er een schip verging. Als elke jongen dacht je: dit is leven, zoveel mensen en zo uitgelaten. De flamingo's! riep men, en je rende naar de dijk om ook te zien waarvoor het halve dorp was uitgelopen. Terwijl je dat overdenkt, zie je ze nog wijzen naar de roze vlekken in het water achter riet, zo ver en nietig dat je er geen vogel in herkende. Hoor je weer: ze zijn zo ongenaakbaar, zo onwerkelijk - dat wilde je wel graag geloven. Zo'n moment is zeldzaam, zei toen iemand die het leven kende [pagina 449] [p. 449] Foto van onszelf Voor ouderdom is het te vroeg, niet voor spijt, maar geef de tijd geen schuld. Bedenk eens dat de kranten met een foto kwamen, alles wijst op misdrijf: man en vrouw gevonden, slapend lijkt het, man in staat te doden, vrouw die in haar droom het mes omklemt. Een foto waarop moed ontbrak, niet voelbaar was hoe de vulkaan die wij vervoerden openbrak - van de eruptie hebben we geen beelden, alles was een kwestie van seconden, nee, geen tijd gehad, laat staan een beeld ervan bewaard. Nog niet te laat is de herinnering, tenslotte zo gewillig als wijzelf, de daders, en geen krant zal zoveel weten. Vorige Volgende