Tirade. Jaargang 38 (nrs. 350-355)(1994)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 218] [p. 218] Leo Vroman Ik vind graag een stervend kind Ik vind graag een stervend kind veel meer dan een groot man van zijn eigen leven kan vinden en toch nooit vindt. De vingers van een achtjarige bekruipen mij zonder elkaar als een ontwakend rupsennest in het harige van mijn haar Ik wil best smaken maar in alle kranten tussen de regels kraken hun jonge botjes onder de neer donderende bommen. Hoe kunnen kunstenaren met al hun verdriet en verdommen die zwaartekracht evenaren? Hun met vuilnis overgeschilderde, hun marmer in zuur opgelost, hun door taal zelfkrommend gedicht vliegt als een verwilderde postduif dwalend met post van doden aan doden gericht [pagina 219] [p. 219] en hoe licht is het geheugen! Ik verteer het mijne bij kleine teugen hoe vroeg is dit geschreven uitvloeisel nog in leven? Zo lang als vleugen geur van wildgebraad die oprijzen uit het brandend bed bewijzen bewijzen Ben ik een man van mijn tijd doe dan maar mijn eeuwigheid niet in de ban van dit verdriet Vorige Volgende