Tirade. Jaargang 38 (nrs. 350-355)(1994)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 213] [p. 213] Willem Jan Otten Geef in eigen woorden weer De strekking van het zand had hij nog niet in eigen woorden weergegeven en toch lag het daar, euforisch wit en onbereikt. Hij wist er van, al sinds zijn eerste oversteek, het lag zich zelf onmerkbaar te verleggen als een mededeling die een leven inbedt levenslang, en daarom staken mensen staken langs de rand er van, opdat men het bij vloed vermoeden kon, opdat het ook bij eb datgene was wat straks onder de watervlakte ging. [pagina 214] [p. 214] Koel orakel is april, geopend het seizoen van oor te trachten zijn en niet degene die wat hem vervoert verbreekt. Zullen hier twee zwanen dalen en dan nagenoeg geluidloos insgelijk reikhalzend dompelende meisjesarmen zijn, maar deze zwenkten af vanwege in hun ooghoek mij, verdwenen naar het wenkend koele waar zij niemandal bedoelen. [pagina 215] [p. 215] Gebinte Het was te Planken Wambuis eind april. De kinderen nog roerloos in hun slaapzakken doezelen bijeen een zoldering van vogelenzang. Niemand stootte iemand aan. Het was alsof men ons iets door liet schemeren, alhoewel wij wisten: hemelingen horen niet het lierend weefsel dat wij uit hen spannen hoog in onze oren eind april. [pagina 216] [p. 216] We worden hoe dan ook bijziend, wij talmers aan de bosrand waar zij als het schemert in verdwijnt. Hij moest met lege ogen leren staan en tasten naar een handschriftdunne draad. Die leidde hem stam na stam zijn eigen doolhof in terwijl hij wist ik maak haar los van haar. [pagina 217] [p. 217] Op de oever van de overzijde hakt een man. Er is geen wind. Tussen hem en mij de Wijde Ee. De man hij hakt. Zijn bijl klinkt een gedachte later dan zijn slag. Hij hakt zich los, hij hakt zich een attaque en als hij valt bestaat hij pas wanneer de Ee is afgelegd. Het duurt maar een gedachte en dan is hij voortgeplant. Vorige Volgende