De herfst is met mist begonnen. De contouren van asfalt en trottoir zijn onhelder. Iemand verderop in de straat wast zijn auto met warm water, de stoom slaat eraf.
Het lijkt van hieraf of boven ons nog een weg loopt, een weg van melkig licht. Of misschien is het zo: de etagewoningen aan de overkant zijn de bovenkant, die hier een stil kanaal, dat ze spiegelt. Of: wíj zijn de hemel en zien uit op spiegelend water; de groene strook gras naast het trottoir is de oever.
Het is kwart voor tien. Aan het raam verschijnt de overbuurvrouw, ze draagt haar zachtroze trui, die wij goed kennen. Ze maakt, met haar rug half naar ons toe, gebaren die iets afmeten: zo hoog, zo wijd, zo breed. Zo hoog, weet je wel. Is er iemand in de kamer? De twee meisjes zijn naar school, hij is meestal zo vroeg nog niet op.
In de hoek flakkert de televisie. O, doet ze ochtend-aerobics? We zetten vlug ons eigen toestel aan, maar het kanaal met oefeningen is niet te vinden. Het zal wel een video zijn.
We bevinden ons in het natte, van koorts gloeiende bos, hurken bij een gele etagezwam. Hij vrat zich in een boomstronk vast, maar wordt nu zelf door een ziekte onttakeld. Een geheim rottingsproces heeft er kwijlende happen uit genomen.
Over het fietspad naderen sissend banden. Het is de overbuurvrouw, heldergroene broek om haar kont - al hun kleding ziet er geleend uit of gegeven. Ze ziet ons, schrikt wel, groet niet, maar rijdt stevig door. Haar blik richt ze op het eind van het pad, waar de sparren elkaar in de armen vallen. Achterop, vanaf de kinderzit, kijkt de dochter, de jongste dochter, ons wel aan. Wat doet dat vierkante witte verband aan de rechterkant van haar hoofd? Haar linkeroor bedekt ze met haar geringd Titiaanhandje. Ze is net zo blond en bleek als haar zusje, dezelfde ogen ongebakken blauwe aarde.
We kijken ze in hurkende houding na tot het pad ze inslikt. Woont hier ergens, in een druipende, klimopoverwoekerde villa, een keel-, neus- en oorarts?
In de bladeren naast ons valt een eikel. Pats. Aan de overkant van het pad nog een.
De woensdagmiddag is half om en de schemer valt al. Het regent een spatje. De overbuurman staat naakt voor het raam. Hij staart omlaag naar