‘Denk erom, Steve, alleen weghalen.’
Türken mist een pincet. Haar vlammend rood geverfde mond is van afgrijzen vertrokken als ze het beest uit de modderige homp tevoorschijn moet peuteren met haar al even opzichtig gelakte nagels. Totdat het er voor ze thuis komt weer af moet, waant ze zich Sezen Aksu, haar idool. Ze schuift haar klei naar de ijverige Faruk, die al klaar is en van Witteman een kudde mag maken, samen met Fatih, wiens wormachtig gereduceerde voortbrengsels beter als omheining kunnen dienen.
Maar Faruk moet naar de WC. Fatih verloochent zijn herdersbloed niet. Als Steve naar het blok van Türken wil grijpen legt hij zijn armen om de menagerie van tapirachtige viervoeters, grotesk gehoornde rinocerossen en, zowaar, een moddervet gevleugelde engel, afkomstig van Simone die goed geluisterd had, hoewel haar engel enkele malen groter is geworden dan het blok.
Türken heeft nu haar handen vrij. Zij staat op van haar plaats, spreidt haar armen en begint schoksgewijs met haar heupen te bewegen, zoals Sezen Aksu dat doet. Ze knijpt haar ogen dicht en waant zich voor het voetlicht dat de wereld erachter verduistert, de klas, Witteman, haar familie en Allah, wiens toorn door een oorverdovend applaus wordt overstemd.
Witteman glimlacht, toegeeflijk. Türken is hem te ongenaakbaar.
Hij moet Vincent naar zijn plaats sturen. De jongen is aan de deur gaan hangen die Faruk liet openstaan en zwaait heen en weer, de knieën als toegevouwen vlerken tegen zijn borst gedrukt, het hoofd verzaligd in de nek.
Vincents handen lijken, als die van pasgeborenen, alleen te kunnen knijpen, maar ze hebben er lol in. De klei stulpt tussen zijn magere vingers in alle richtingen naar buiten, een vlezige plant, vastgezogen aan de tafel in een klonterige plas modder.
Intussen neemt Steve zijn kans waar. Hij heeft een spijker gevonden en verstopt die met de punt naar boven in de kleihomp van Türken. Als Faruk weer terug is vraagt hij: ‘Kan jij dit in één klap plat slaan?’
Faruk haalt zijn schouders op en kijkt om zich heen of Witteman wel oplet. Die staat gebogen over blokbeest numero twee van Simone, een liggende uil. Hij raadt haar aan het blok overeind te zetten.
‘Maar hij slaapt toch,’ zegt Simone.
‘Een vogel die ligt, is dood,’ legt Witteman uit.
Steve begint Faruk te jennen.