Tirade. Jaargang 37 (nrs. 344-349)(1993)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 161] [p. 161] Elly de Waard ik zag haar uit het raam, zij stond over de smalle, hoge vijver heengebogen en was in de beweging van het water en de lichte scheepjes zeer verdiept; ik zag haar losse haar, ik zag de gratie van haar zonder moeite zich voorover buigen die in het spelen en het stromen van het water en de scheepjes scheen meegenomen; en later in de gang, toen zij dan voor mij liep, zag ik dat onnavolgbare opnieuw maar nu bewegend: de ronding van haar rug, haar achterste, haar benen, de wijze waarop zij, maar nu bewust haar haar over haar schouders wierp. [pagina 162] [p. 162] Intiem waren wij wel in ons gedeelde lopen, maar nog het meest in het inmiddels voelbare proces van dit: dat ik haar zag en zij zich wist gezien [pagina 163] [p. 163] zij wierp haar hoofd naar achteren en liet haar hals zien, als godinnen, als in overgave aan de liefde om dan zelf het mes te kunnen stoten, toe te slaan [pagina 164] [p. 164] ik voelde mij door haar als door een meesterhand in vloeibaar brons gegoten terwijl ik over straat bij haar vandaan liep en de wind mij van haar af liet koelen Vorige Volgende