Tirade. Jaargang 37 (nrs. 344-349)(1993)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 131] [p. 131] Jan Kuijper De tombe van Paul Valéry Ik vind er zo'n schat aan onmacht en trots dat ik het niet wens of vermag te zeggen. Veel eerder dan er eer mee in te leggen zou ik mijn woorden op de kale rots verloren laten gaan; tussen de zeggen, de russen en het riet is zo iets bots als weerklank ongehoord. De spiegel Gods laat zich door handen niet breken met dreggen. Vlak onder water loert de bullebak. Hij grijpt je als je nog op het droge staat en je iets voorover buigt. Meen je in een wak een nix te zien, dan is het al te laat. Ik kijk in 't gat van het houten gemak wanneer er een bloem uit mijn bol opslaat. [pagina 132] [p. 132] De tombe van Gottfried Benn De witte parel rolt terug in zee vanaf het strand vol volgevreten zwijnen. Het grote zal verdrinken in het kleine tot het niets meer uitmaakt wie van de twee je voor je hebt. Vele wachters beschijnen de ivoren toren van je hals, waarmee een asgrauw schijnsel wordt geruild in stee van parelgrijs. Zo kom jij in het reine. Al wat ik had heb ik om haar verkocht en nu ben ik haar kwijt in eeuwigheid - daar word je niet ten huwelijk uitgegeven. Voor de eeuwigheid staat zij. Ik ben verzocht door een duivelin zingend van afscheid. Ik ben geen varken. Dit is niet mijn leven. Vorige Volgende