hand en haalt me door het raam naar binnen. De boer schroeft de dollen vast, zodat we weer kunnen roeien.
Er wordt beslist dat we twee van de drie meisjes mee zullen nemen. De boer blijft met één dochter op de zolder van zijn boerderij.
‘Gaan jullie naar dominee Vingerhoedt en zeg tegen hem: Eerste boek van Mozes, hoofdstuk 19, vers 8,’ aldus sprak de vader, die zijn gouden hart goed verborgen wist te houden.
Ik ga aan de riemen. Wim zit nu waar ik net zat, met W. naast zich. Ze heeft een overall aangedaan. We zitten met onze ogen vlak bij elkaar. Is dit verliefdheid? Achter me zitten Henk en het zusje. Ze praten over de boer.
‘Ach, hij wou jullie heus niet neerschieten. Dat geweer is nog uit de vorige eeuw. Daar heeft overgrootpa nog mee op de roomsen geschoten. Zijn jullie studenten?’
Ik leg me toe op stijlvol en efficiënt roeien. Wim weet niet wat hij tegen W. moet zeggen. Henk ondervraagt zijn plankgenote onophoudelijk over het leven op een Zeeuwse boerderij. Hij lijkt wel een antropoloog. Waar hun moeder is, wat er met het vee is gebeurd, of ze een radio hadden, waarom ze geen witte vlag uit het raam hadden hangen, of ze verloofd zijn, of ze naar school gaan, of ze de afgelopen week warm gegeten hebben, of ze bang waren.
Het meisje beantwoordt alle vragen in een prachtig kunstmatig Hollands, alsof ze een tentamen sociologie doet. Ik hoor dat mijn liefde na de zomer naar de kweekschool in Rotterdam zal gaan. Ik hoor dat Henk over mij vertelt dat ik nog op school zit.
‘Dus jij bent helemaal geen student,’ zegt W.
In Oude T. is dominee Vingerhoedt niet thuis. Zijn vrouw of huishoudster leent me een bijbel en ik zoek het eerste boek van Mozes op. ‘Ziet, ik heb twee dochters, die hebben nog geen man bekend, die wil ik u toevertrouwen, doet met haar wat u goeddunkt; alleenlijk: doet deze mannen niets, want zij zijn onder de schaduw mijns dak ingegaan.’
In een grote zaadschuur eten we met de hele Utrechtse groep. Wij hebben de twee meisjes als oorlogsbuit bij ons. Ze eten en lachen en praten en drinken. Onze herbergier heeft grote voorraden drank naar de eetschuur gebracht. Hoe het is gebeurd weet ik ook niet, maar iedereen accepteert dat W. en ik ‘bij elkaar’ horen. Om de gunsten van haar zusje wordt druk geworven.