‘Dit is Robin’, zegt Leon. ‘Zijn vriendje is een meisje!’ Hij kijkt mij uitdagend aan. ‘En nu gaan we voetballen.’
Hij wil al weglopen. Ik blijf staan. ‘We gaan zwemmen,’ zeg ik. Tegelijk draaien we ons om naar Donnie, die een snik geeft. ‘Geen ruzie maken,’ fluistert hij.
Even staan we met z'n drieën in een kringetje, Robin staat er buiten, ze kijkt naar ons of ze verwacht dat we zullen zeggen wat zij nu moet gaan doen: om de kring heen lopen, of in het midden gaan staan. ‘Zakdoekje leggen’ of ‘één, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, wie wil mij een kusje geven’.
Leon en ik vinden een compromis. Eerst zwemmen, dan voetballen op de speelweide. Door eerst mijn zin te doen, maakt hij goed dat hij met een meisje bevriend is geraakt.
In het water is alles gemakkelijker. Je kunt ineens op je handen lopen, een salto maken, door de lucht vliegen, het komt allemaal goed terecht. Ik wou dat mijn hele leven zich afspeelde in het water inplaats van op het droge.
Ik aarzel even voor ik duik. Er is nog niemand aan het zwemmen. Het lijkt me wreed het roerloze water in beweging te brengen, net zoiets als wanneer ik Donnie 's morgens wek uit een slaap die anders nog tot laat in de middag had kunnen duren.
In de verte zie ik Leon en Robin vanuit het pierebadje naar ons toekomen.
Donnie staat vlak bij mij, op de bovenste trede van een trapje. Hij staart naar het water. Zou hij er net als ik aan denken dat het zonde is het water te wekken?
Soms geloof ik dat we op elkaar lijken. Dat onze gedachten alleen niet bij elkaar kunnen komen omdat ze bij de geboorte in twee lichamen zijn gesplitst.
Soms geloof ik dat we niet op elkaar lijken. Alleen onze haarkleur is hetzelfde en de vorm van onze lippen en we lusten allebei geen bintaardappels. Maar in dingen die er voor mij werkelijk toe doen hebben we niets met elkaar gemeen. Ik weet nog niet precies wat dat voor dingen zijn, en of er wel een naam voor bestaat. Voorlopig noem ik ze ‘de gedachten’. Iedere persoon heeft ergens in de ruimte een planeet waar haar gedachten vandaan komen. Daarom is de ruimtevaart zo belangrijk: men wil graag bij het ontbrekende stuk van zichzelf komen. Ik tenminste zou wel eens met mijn planeet willen kennismaken. En met die van mijn tweelingbroer. Die van