hangt, of is het dat je alles ziet; en waarom denk je toch aldoor dat je alles alleen maar ziet ‘zolang de bal niet neerkomt’?
Joel Meyerowitz, ‘Zonder titel,’ 1969. Een man in zwembroek springt van een brugleuning. Op de brug zijn een fotograaf en zijn assistent bezig twee vrouwen in winterjassen te fotograferen. Van de vijf voorbijgangers kijken er twee om naar de modellen - niemand, voor zover je kunt zien, let speciaal op de man die daar met opgetrokken benen, een arm voor zijn borst en de andere losjes omlaag, terzijde uit de foto springt. Water. Bomen, waarboven zeventien verdiepingen van een flatgebouw uitsteken, de rest verstopt zich in de rand. In dit geval is het omdat hij daar zo hangt zonder dat iemand kijkt, een Icarus met een gezicht. Het maakt hem breekbaar, waarom, en zijn sprong absoluter. Waarom. Omdat ik kijk? Aandacht - hoe die los blijft hangen, een eigen bestaan leidt in je, onafhankelijk van logica, voor zij verloren raakt.
Wat voor ontroering is dat dan.
Een droomachtige herkenning. Verbazing over een werkelijkheid die echter lijkt dan de ‘echte’. Een heftig kijken. De fotografische ontroering - het gevoel van nu - die door niets anders op die manier teweeg wordt gebracht; het toppunt daarvan. Zoiets.
Met de voorwaarden luistert het nauw. Stilgezette beweging, het liefst vrij door de lucht. Niet iets spectaculairs of dramatisch zoals De winnende sprong of Kruisraket vliegt munitiedepot binnen: het moment mag helemaal geen speciale betekenis hebben. De beweging moet niet te ver van zijn voltooiing zijn en niet te lang geleden zijn ingezet - een hangglider is niet goed bijvoorbeeld. Nadrukkelijke bewegingsonscherpte is niet goed. Poëtisch uitgekaderd of belicht is niet goed. Krankzinnige perspectieven zijn niet goed.
Dat het onaf is, draagt veel bij. De manier waarop herinnering tweemaal in het beeld besloten lijkt, omdat je lichaam in gedachten achteruit, vooruit snelt en de handeling begint, afmaakt.
Onwillekeurig stel ik mij bij dit soort beelden altijd voor dat de doden zo, wij zien ze toch niet, hun gang gaan met onze faciliteiten. Een koprol maken, een balletje trappen, ergens af springen; in absolute stilte en vol-