Tirade. Jaargang 36 (nrs. 338-343)
(1992)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 166]
| |
[pagina 167]
| |
12‘Sol qui illustras omnia solus’ (Bruno, Cantus Circaeus) Wat was het dat je zei, iets over snoeken
vroeg in de winterochtend als het donker
om jou en om je vader elk apart
heen zat op de brommer, elk zijn wak
hakte en je wierp de wat voor hengel,
zus of zo'n haak, ondermaats
aas uit het emmertje: nooit 1
snoek gevangen. Was er niet een lamp,
hadden wij hem later niet, zo'n staande,
plekkerig metaal, hij kon ook hangen.
Alles, alle dingen in gedachten
houden, tijd en plaats, substantie, hoe-
veelheid en hoedanigheid. Een god
zijn die het beweegt.
Soms zag je eentje
stilstaan in de diepte, met zo'n spitse
bek zoals ze hebben, grijze vlekken.
|
|