Tirade. Jaargang 35 (nrs. 332-337)(1991)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 548] [p. 548] Jan Baeke De reis Het doel bleef voor het oog verborgen. De route die zich iedere afslag aanbood werd gemist. Tenslotte - dagen gingen heen - werd wat eerst blauw was langzaam grijs en vervaagden de contouren waar men stad en land in wist. Het gezelschap gaf zich over aan de reis. Het kwam niet aan, ging niet terug. Bestemming en verloop van tijd verlieten het gebied, de plaats. De reis verdween en werd de staat waarin ze zich bevonden. Daar zijn ze nog, je kan ze zien als je dezelfde kant opgaat. [pagina 549] [p. 549] Logos Een man bedenkt Venetië en wetten vol met fouten (poëzie dus). Een man die desgevraagd beweren zal: Een woord komt altijd op gedachten. Het gaat er om dat het er is waarmee men rekening kan houden. Venetië? Mooi woord! Nietwaar? Zo moet het zijn. Een woord dat de bedoeling is en aan een ander woord doet denken. Een stad in haar idee bestorven een innemende gedachte Venetiaans, poëtisch, mogelijk. Mooi ook zijn de vele vertellingen die hij nimmer zal bedenken. [pagina 550] [p. 550] Halverwege Je neemt je intrek in een leeggespeld hotel. Vanuit het raam zie je een stad naar de gelegenheid geschilderd straatgeluiden, glasgerinkel neonlicht dat codes in je kussen brandt. Je zoekt de kale muren af naar het verband tussen je haastige vertrek - om te ontlopen wat nooit elders is maar altijd hier - en wat de nacht gezelschap houdt in de spelonken van de stad. Je zet je polsslag op een kier en neemt een bad, lost op in deze plek. De nacht ronselt nieuwe vergissingen, verdwijnt verzadigd, alle sporen wissend naar een ander continent. Beneden droomt de nachtportier. Je luistert of de stilte die je begeleidt zijn stem herkent. Vorige Volgende