Tirade. Jaargang 34 (nrs. 326-331)(1990)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 491] [p. 491] Marieke Jonkman Reis Met de mytylgroep naar de Vogezen. Het zou Chris de chauffeur niet wezen of de wagentjes moesten in de wilde geraniums staan. Lam maar niet gek. Dus ook naar het concentratiekamp Natzweiler waar ik, rillend op het galgplateau, mijn stem in de regen droger en ijler, gedichten van Kopland voor ging lezen. Het zou hen aan niets ontbreken en zo voorts. Ontstemming wiste de regels uit. Zelfmoord gaf mij maandenlang haar zegen. Nu besloot in mij een levendige vrouw en mogelijke bruid geen suïcide te plegen met een touw. [pagina 492] [p. 492] Binding Je had me dus geofferd op de picnictafel. Weerstand bood ik niet, het hout voelde na afloop vochtig aan. Ik stond alweer en streek mijn veren glad. Hoe verder? Waar is het huis dat jij me bieden kan? Zelf heb ik raak getast en verhit alsof gedaan. Wie heeft mij in het donker naar de offerplaats gebracht, het vuur gedragen en zichzelf ter slachting neergelegd? Duister dreigt en je verwijt: je hebt niet eens gekraaid. Drift die van de pauw de nek omdraait. [pagina 493] [p. 493] Deze zichtbare Begraaf ik je als je onzichtbaar blijft? Dood ik je zichtbaar? Neem afscheid voorgoed, voorgoed. Niemand overdrijft dit uitgebeten sentiment, de tijd ontfermt zich over dit te zwak moment. Waartoe verdwijnen, waartoe wissen? Golven mogen zich voorgoed vergissen, de zee loochent nooit ons voortbestaan. Ik sméék om zichtbaar voort te gaan. Vorige Volgende