Dat wij, gewone stervelingen, passief reageren op het informatie bombardement, da's één ding, maar daar hoeft hij toch niet in mee te gaan? Dat allerlei historische antwoorden in discrediet zijn geraakt, daar hoeft hij zich toch niet bij neer te leggen. Waarom verzint hij niet iets anders?
Misschien dat jij, vanuit de sferen waarin je verkeerd, tot hem door kunt dringen. Probeer eens met hem te praten, naar mij luistert hij niet. Wie weet kun jij bewerkstelligen dat hij in beweging komt en ‘iets’ doet. Wil je? Misschien kun je hem prikkelen door dat verhaal te vertellen van de man die zich in een geuldal bevond. Plotseling begon het dal vol water te stromen. De man deed niks; hij wachtte op redding, hij wachtte op een bootje. Het water steeg en steeg steeds hoger, tot het aan zijn lippen stond. Toen pas besefte hij dat hijzelf het bootje was; en hij zwom weg.
Of dat verhaal van die meneer die 's avonds laat een blokje omliep en een dorpsgenoot op handen en voeten onder een straatlantaarn zag kruipen.
‘Wat ben je aan het doen?’, vroeg hij.
‘Ik zoek mijn sleutel.’
Samen zochten ze verder, maar hoe ze ook zochten ze vonden niets. ‘Weet je zeker dat je hem hier verloren hebt?’
‘Nee, ik heb hem ergens in de tuin verloren!’
‘Ja, maar, waarom zoeken we dan hier?’
‘Nou, simpel, d'er is hier meer licht!’
Jammer overigens dat ik je vroeger nooit heb gesproken, ik had je graag eens ontmoet. Als ik toentertijd had geweten dat jij de zomers in Saigon doorbracht, was ik je op gaan zoeken. Het was al met al maar twintig kilometer van ons huis in Joucas. Wel heb ik je een paar keer op de televisie gezien en op de radio gehoord. De laatste keer dat ik je stem hoorde, was tijdens een herdenkingsbijeenkomst in Madrid, een week na je dood. De bijeenkomst werd voorgezeten door Cristina Peri Rossi. Tal van schrijvers hielden een kort praatje. De sfeer was plechtig maar ook opgewekt. Af en toe stond iemand in het publiek op om met grote woorden te getuigen van zijn bewondering. Het hoogtepunt van de avond was het afspelen van een tape waarop jij een verhaal voorlas, een verhaal over een tante. Ondanks je recente en diep betreurde overlijden, kon men een glimlach niet onderdrukken. Het gegrinnik groeide als een haarscheurtje en veranderde in een klaterend gelach, in wilde hilariteit. Zonder twijfel de raarste hommage die ik heb meegemaakt.
Het is al laat. De benedenbuurman kan kennelijk de slaap niet vatten. Hij is weer aan het spoken met de deuren. Hij schraapt zijn keel en hoest. Maar roepen doet hij niet. Ik denk dat ik een praatje ga maken. Het lost