‘Wat wil je?’ vroeg de employé van de ambassade die mijn belangen vertegenwoordigde in dit land van mist, paraplu's en uitvoerige excuses. Zijn stem vertoonde sporen van verroeste adem.
Ik herhaalde mijn verzoek en benadrukte het belang van mijn verblijf voor mijn zuster die zwanger was.
Nog steeds leek hij niet te willen begrijpen wat ik wilde. De boodschap op het prikbord van de ambassade was toch glashelder? Elke persoon met de Tsjechische nationaliteit werd geacht binnen één week weer zijn plaats in de collegebanken, achter zijn bureau of aan de draaibank van zijn fabriek in te nemen. Wanneer aan deze wens van de regering geen gevolg zou worden gegeven, zou dat ernstige persoonlijke consequenties met zich mee brengen.
Voordat ik iets had kunnen bedenken om terug te zeggen, begon de man tegen een collega over Jan Palach te praten. ‘Weer zo'n actie van extremistische en anti-socialistische krachten!’ Maar in feite was er niets aan de hand: een gek had zichzelf met een soort vloeistof willen overgieten dat een licht vuurtje zou veroorzaken, maar iemand had hem, tot zijn eigen verrassing, echte benzine in handen gespeeld.
De man lachte met die stem die me opnieuw aan slecht onderhouden metaal deed denken. Op dat moment kreeg zijn gestalte, verpakt in een grijs costuum, de kleur van beton.
Na dit commentaar op de tragedie op het Wenceslausplein voelde ik, ondanks het feit dat ik mij in de ambassade op een stukje territorium bevond dat theoretisch tot mijn vaderland behoorde, een onbedwingbare aandrang om zo snel mogelijk terug te keren naar de straat waar ik het verbijsterende nieuws voor het eerst had gehoord.
De wereld buiten de ambassade was, ondanks de regen, plotseling warm en aangenaam van temperatuur. Moest ik werkelijk terug naar een land dat bestuurd werd door mensen die zich als betonnen bunkers gedroegen? Het was alsof de emotionele navelstreng, die mij tot nog toe met mijn geboortegrond had verbonden, eensklaps was doorgeknipt en een formaliteit was geworden. Een verzoek tot verlenging van verblijf was dus het vragen van een gunst aan een vacuüm. Ik weigerde om terug te gaan naar de andere kant van het IJzeren Gordijn, waar me slechts een proces van verroesting te wachten stond.
Nog diezelfde dag kreeg ik van het Home Office, dat niet ver van de Tsjechoslowaakse ambassade aflag, een document dat mij de bescherming van Koningin Elisabeth van Engeland garandeerde. Met dat document en