of een tweedimensionaal weergegeven tafelkleed op een kubusvormige tafel van houtgenerfd formica als een plaatje van een tafelkleed op een plaatje van een houten tafel (dit is nog maar een eenvoudig voorbeeld, herhaaldelijk ontstaat een ‘spekkoek’ van principes).
Deze letterlijkheid in zijn beeldtaal benadrukt Artschwager nog eens in zijn presentatie die, zoals ik je al zei, een soort intertextualiteit kent, ja zelfs een heuse interpunctie, want overal zieje sculpturen met of in de vorm van uitroeptekens en punten. Eigenlijk is een zaal van Artschwager een verhaal van Artschwager.
Ironie, letterlijkheid, plaatjes, interpunctie als visueel accent, een verhaal: je ziet het, de ingrediënten voor een stripverhaal. Toch waren het niet direct deze kenmerken die me van Artschwager bij de ‘gestripte’ Céline brachten. In feite was het maar één enkele vorm van Artschwagers oeuvre.
Herinner je je nog de briketten die vroeger in kolenkachels werden gestopt? Zo'n zelfde langgerekte, zwarte ovaalvorm heeft Artschwager tot zijn eigen persoonlijke leesteken gemaakt: de ‘blp’.
Eerlijk gezegd intrigeerden de grote, rubberharige ‘punten’ die als opgerolde stekelvarkens hier en daar in de zalen lagen mij in Düsseldorf veel meer dan de blp's. Tot ik later in de catalogus Artschwagers toelichting las. ‘The blp’, zei hij ‘is a very hard, dense, heavy after-image’. Een nabeeld dus, of liever een teken daarvoor. En opeens realiseerde ik me dat dat precies hetgene is wat aan de illustraties bij Célines ‘Reis’ ontbreekt: de dubbelzinnigheid van de echo. Er resoneert niets, waardoor er verder ook niets in beweging wordt gezet. De illustraties zijn enkelvoudig, ze imiteren de ervaring van de werkelijkheid (je ziet bijvoorbeeld een plaatje van een spiegelei in een koekepannetje), maar ze geven zelf geen aanleiding voor een ervaring. Het zijn plaatjes waaraan dat merkwaardige gebied ontbreekt dat volgens Aristoteles ‘ligt tussen idee en werkelijkheid, en waar alle dingen mogelijk zijn, maar niets tot feit wordt’. Met andere woorden, het gebied van de verbeelding.
In het boekje van Wallace Stevens dat je me uit Amerika hebt toegestuurd, ‘The necessary angel, essays on reality and the imagination’, geeft Stevens een optimistische definitie van de verbeelding: ‘The imagination is the power of the mind over the possibilities of things.’ Die definitie bevalt me niet helemaal. Ik mis er het zoeken, de twijfel in. Misschien dacht Stevens (die het overigens opvallend vaak over De Waarheid heeft) dat ‘power of the mind’ er minder powerful door zou klinken. Maar ik denk dat het juist