Tirade. Jaargang 32 (nrs. 314-319)(1988)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 562] [p. 562] Rogi Wieg De getallen De toekomst ligt zo rusteloos, ik pak haar op en leg haar terug, zij is een rumoerige toverdoos, meervoudig van vrucht en pit, de rug van mijn liefde. En dan maakt de tijd haar enorme schil tot een oude gedaante; ik kan al zien wat zij was, een verschil waar getallen op dreven. Dezelfde dag zet zich onbeschadigd voort, dit is alles wat je hebt gegeven: één, alles één en onafscheidelijk, het huis en de lucht, jij en ik, het toont zich klein en geleidelijk. [pagina 563] [p. 563] Sonnet Wat je mankeerde weet ik niet, wat je raakte was te veel, maar kwam terloops. Je ziet nu weer de velden met hun groen en geel, de aanbidding van het water, en ik, ik ben er niet. Een paard slaapt, staande in het later en het vroeger van zichzelf. Het vaart, het is nog maar een paard dat gras eet uit je hand wanneer de velden vol staan met het groen en geel - van gaan en komen - zoals dit paard en ik in een verband. Vorige Volgende