Tirade. Jaargang 32 (nrs. 314-319)(1988)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 520] [p. 520] Gerrit Kouwenaar Nu men in grond ziet Nu men in grond ziet, nu de honger nog net een gezicht heeft, een mond en een naam maar de mond is zwart en de naam die liefde wou zeggen bewasemt een spiegel men schrijft dit onzeker als smeltijs terwijl de volgende regel al weglekt ... men schrijft men rijdt een zijstraat voorbij ziet in een ooghoek even hoe eeuwig in donker dat dieper dan grond is twee witte gestalten geklemd tussen wanden de handen geheven elkander iets aandoen een eerste omhelzing een weerzien na jaren iets aandeden afscheid doodslag voorbij - [pagina 521] [p. 521] Huis Men is verstrikt in het huis men loopt van broodkast naar muur men klopt op het beeld van een deur men schrikt van het letterlijk zicht eerst ziet men gedwee wat er is dan leest men hoe alles ontvleest in de avond ontkent men het raam men hoort nog gehoorzaam een beek dan onhoorbaar in donker de zee - [pagina 522] [p. 522] Tuin Soms moet men toch de tuin in gaan men heeft hem ooit ontstaan, men kent hem als zijn kind, hij is geplant de dag is laat, men haast zich, ziet hoe hij ontgroeid is rond een gat men loopt er dood, hij is ondiep rugwaarts gaat men het pad terug men sluit zich vrede achter glas de tuin is zwart, men spiegelt zich - Vorige Volgende