Tirade. Jaargang 32 (nrs. 314-319)(1988)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 519] [p. 519] Rutger Kopland Schapen Zo ging het altijd. 's Avonds kwamen ze aan het water, stonden ze daar langzaam te kijken naar de overkant van de rivier. Allemaal waren ze anders en toch, allemaal aan elkaar volkomen gelijk, en ik, ik was één van hen, maar we wisten beiden niet wie. Dan werd de rivier uiteindelijk zo glad en zo zwart, dat het was alsof niet alleen het water, maar ook de tijd zelf ophield. Ze dronken ervan, tot ze verdronken in hun eigen silhouetten, in het zwart van dat water, het zwart van de nacht in de diepte. En in de morgen stroomde dan weer heel licht en luchtig de rivier door de vallei, terwijl zij daar weer eenzelvig grazend de verte inliepen. Allemaal dezelfde, en tegelijk, allemaal anders, en wie het was die het was, wij beiden wisten het niet, zo was het altijd, tot het ophield. Vorige Volgende