Tirade. Jaargang 32 (nrs. 314-319)(1988)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 134] [p. 134] Eduard Limonov Heimat Ach mijn lieve, mijn dierbare Heimat, op z'n Russisch een hoer, als je mij vraagt, immers minnaars heb jij bij de vleet, dik in 't goud of zo kaal als een neet. Wat moet jij dus met mij - een gedrocht voortgesproten uit duisternis, vocht van een drinkplaats aan oevers bij nacht in de stad grootgebracht? Wat moe jij met een man van de muur waar met open gulp 's nachts uur na uur iemand stank verspreidt van zijn urine - moet je 'n stadsmens soms van origine? Pak het dorp liever dat blaakt en bloost in zijn daaglijkse aanwas van kroost. - Waarom mij met mijn magere smoel? Neem een schurk, maar gezond van gevoel... De Heimat antwoordde mij stug: Neem terug dat woord hoer en wel vlug! Jij alleen bent voor mij van belang, voor mijn weilanden ben jij mijn man als geknipt voor dit klamme verdriet, voor mijn gras waaruit onkruid opschiet, voor het slissen van roestige messen. Ik zoek jóu om mijn bloeddorst te lessen. [pagina 135] [p. 135] Voor die dienst zal ik heus goed betalen: want jouw as wordt in kaarsjes vermalen en die branden dan eeuwig vol gloed tot elke Rus je vergeeft, boete doet en begrijpt en de waarheid inziet en met muts-in-hand tranen vergiet.’ Vertaling: Charles B. Timmer Vorige Volgende