Tirade. Jaargang 31 (nrs. 308-313)(1987)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 369] [p. 369] Leo Vroman Misschien te zwaar Een gedicht zo dicht gedicht als in een donker bos weerlicht door bomen tot zonlicht weerkaatst uit weer een zon die zich verplaatst van dal naar dal door het heelal van regenwind en weer lichtval op het waterdichte zeegezicht in branding strandend opgericht door hersens in het hersengras als eerste onweersbrand gesticht omtrent het eerste doodsbericht is als het eerste tijdsgewricht waarin de laatste bergpas dichtkromp van struikgewas. Elk woord hoe ik raai graai vergaar elk handwoord kromt zich naar mijn klauw maar grijpt met andere in elkaar tot een kleefknoperig weefgetouw dat zinloos openhangt en waar ik mijn koud kraaienest in bouw gezeefd uit wind waarop ik naar een scheefgeveerde hemel vaar [pagina 370] [p. 370] De zin waarmee ik spreken wou krult krols ineen als mensenhaar van grauwe grotbewoners maar geurt naar geen aarde en geen vrouw Nee dit is nog te licht gevoeld Ik zoek de ingewikkeldheid waarmee mijn lichaam is bedoeld als wereld van geworden tijd met onze haatverwarring kwijt gescholden of kapotgekoeld terwijl het zwarte kind nog krijt witte woorden afgespoeld tot uitgeholde accoorden uit klei bereid Nee dit is nog te licht gevoeld Zwaarder een stapel volgeschreven naar omlaag gerichte zerken Aan hun ruggen is nog even iets van bedoelingen te merken die weggebeiteld zijn gebleven nu zelfs de aarde mee gaat werken aan het oorverdovend mensenleven De schotse betekenen de scheve stenen hoor ze proza schrijven van het wrijven en dan breken en gebroken blijven Brooklyn, 12 febr. 1987 [pagina 371] [p. 371] Ik denk aan verzen Ik denk aan verzen die nooit zullen klinken als omgevallen palmen die nog wuiven als iets in het zand wegzwijgend van het zandverstuiven dat eerst niet wil en dan wel wil verzinken Ik denk aan het geluid van tortelduiven waarmee ze zo geluidloos kunnen drinken ik denk dat kleine dingen die verschuiven ook stemmen hebben en daar zo mee klinken en al die mensen die vanuit hun lieve lijven persklare of pijnlijke gedichten schrijven want zwijgen en verzwijgen doet ook pijn daaraan denk ik tussen mijn bedrijven en aan hun mooie woorden die lief achterblijven terwijl ze zelf nog zo veel mooier zijn Ik denk aan hen die vreemd van mij verdwijnen en ik begrijp niet wie nu weer waardoor Il denk aan kleine handen die gordijnen dichthouden en ik weet niet goed waarvoor gordijnen die opbollen en slinken of ze deinen op een adem die ik niet meer hoor [pagina 372] [p. 372] zuchten tegen mij of op de mijne zuchtend naar hen die ik voorgoed verloor Of is nog niemand van het sterven ooit vergaan en wil dat weefselend vlak ons juist niet scheiden maar boeien en ons langzaam op doen staan? Wil mij dan gretig als ook nu verleiden dat af te tasten want ook van ons beiden ligt nu al weefsel tegen weefsel aan Brooklyn, 25 febr. 1987 Vorige Volgende