Tirade. Jaargang 31 (nrs. 308-313)
(1987)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 307]
| |||||||||
Charles B. Timmer
| |||||||||
[pagina 308]
| |||||||||
Om ongeveer vier uur 's middags is het ‘sjabasj’ voor de dagploeg en die keert uit de haven naar de stad terug. Mannen en vrouwen lopen langs de steile weg naar boven, naar de boulevards waar de winkels zijn, ook de broodwinkels, en daar haasten zij zich om aan te sluiten bij de lange rij op straat voor het dagrantsoen van een half kilo Russisch zwartbrood. Het stof van de in de loop van die dag naar het buitenland verscheepte tarwe zit ze nog in hun kleren en neusgaten. De consumptie van brood is in Rusland bijna driemaal groter dan in de usa.Ga naar eind3. Constante aanwezigheid van dagelijks brood is voor de Rus dus een levensvoorwaarde. Er is een gezegde: ‘Als van een Russische boer zijn paard krepeert gaat hij lopen, als hij geen wodka meer heeft drinkt hij eau de cologne, maar als er geen brood meer is heeft hij niets.’ Toch heeft het lot het zo beschoren dat geen land ter wereld, behalve misschien enkele streken in Afrika, zoveel onder hongersnoden te lijden heeft gehad als Rusland, ook in de negentiende eeuw, de hongersnood van 1891 bijvoorbeeld, die de toen 63-jarige Leo Tolstoj nog heeft helpen lenigen. Vroeger, voor de revolutie, was een hongersnood altijd een natuurramp, weliswaar ook toen deels opgewekt door menselijk falen en menselijke dwaasheid. Het ging dan altijd om een mislukte graanoogst, nooit om een misoogst van spruitjes of rode bieten, zelfs niet van aardappelen. Brood als elementair voedingsmiddel was en is voor Rusland dus een factor van de grootste betekenis. In 1917 was brood de befaamde ‘laatste druppel’: drie dagen van totaal broodgebrek in Petrograd - en dat in de koude maand februari - was de directe oorzaak van de ‘februari-revolutie’ die zulke zware historische gevolgen zou krijgen.Ga naar eind4. Voor de bolsjewieken was brood van het begin af een voortreffelijk artikel om het komende rijk van het communisme mee voor te spiegelen. In principe is de gebedsformule ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’ puur communistisch van gehalte, immers, het communistisch ideaal van gratis brood wordt in deze spreuk het dichtst benaderd. Het nare is echter dat de Russen dit ‘geef’ te letterlijk zijn gaan opvatten, d.w.z. niet in de zin van ‘maak dat we door hard zwoegen ons dagelijks brood mogen verwerven’, maar in de vorm van ‘ik loop even naar het broodmagazijn en pak een brood mee...’ | |||||||||
[pagina 309]
| |||||||||
De bolsjewieken hadden in hun pakket van ideologische doelen brood opgenomen. ‘Gratis brood’ werd tot prestige-symbool, tot bewijsstuk dat het communisme in aantocht was. Brood werd het propagandistische paradepaardje van het nieuwe regime. Over het algemeen staan de massa's onverschillig tegenover ideologische voorspiegelingen. Op één uitzondering na: wanneer zou worden getornd aan de populaire leuze, de belofte van ‘volop goedkoop kwaliteitsbrood is de eerste stap op weg naar een communistische samenleving, naar een samenleving die op den duur de volmaakte expressie zou zijn van het adagium: ‘de mens zal werken naar zijn vermogen en ontvangen naar zijn behoeften.’ Deze verhoudingen in het Russische rijk dwongen de leiders, Lenin en zijn medestanders, een speciale ‘broodpolitiek’ voor de ‘Russische Socialistische Federatieve Sovjetrepubliek’ op te stellen en in de praktijk te brengen. De geschiedenis van deze broodpolitiek kan in het kort als volgt worden samengevat.
| |||||||||
[pagina 310]
| |||||||||
| |||||||||
[pagina 311]
| |||||||||
Er was zoals gezegd in Rusland een nieuw type ontstaan, dat van de ‘Brezjnev-Rus’, een soort Oblomov van de twintigste eeuw. En inderdaad, om het huidige gebeuren in Rusland enigszins te begrijpen doet men er goed aan eerst de beroemde roman ‘Oblomov’ van Ivan Gontsjarov nog | |||||||||
[pagina 312]
| |||||||||
eens aandachtig te herlezen, de roman over de Russische landheer die niet meer tot daden kon komen omdat hij niet meer in de ‘daad’ geloofde. In een fraaie karakteristiek van de bekende sovjetoloog Boris Meissner over de Brezjnev-Rus heet het dat ‘die “Sowjetischen sozialistischen Konservativen” mit den früheren Zuständen zufrieden seien, weil sie keine Selbständigkeit wollten, da dies Verantwortung bedeuten würde.’Ga naar eind6. En inderdaad, goedkoop brood nuttigen was in de Sovjet-Unie tot een axioma geworden als water drinken en dat kon je, met een Oblomov als voorbeeld, rustig doen, daar werd geen ‘zelfstandigheid’ voor gevraagd noch was er ‘verantwoordelijkheid’ aan verbonden. In zijn roman laat Gontsjarov in Oblomovs wereld van eeuwige vredigheid opeens de ‘man van de daad’ optreden in de figuur van de Duitser Stolz. In de jaren tachtig van de twintigste eeuw is ook in het land der Brezjnev-Oblomovs plotseling door de hand van de onzichtbare geschiedschrijver een andere ‘man van de daad’ in het verhaal ingevoerd: de Rus Michail Gorbatsjov. Gorbatsjov kon, toen hij in 1985 partijleider werd, de balans opmaken van de broodpolitiek na 1917; vier pogingen om de formule ‘communisme is goedkoop brood’ voor te bereiden en in de praktijk te brengen: Lenin door graanreguisities, Stalin door collectivisatie der boeren; Chroesjtsjov door maïs en nieuw ontgonnen land; Brezjnev door subsidies en graanaankopen in het buitenland. En Gorbatsjov achtte de tijd gekomen eens een berekening te maken. Die moet er ongeveer als volgt hebben uitgezien: ‘Gaan we ervan uit dat de totale bevolking van de ussr bestaat uit 270 miljoen brood etende mannen, vrouwen en kinderen. De stedelijke bevolking is nu het dubbele van de plattelandsbevolking.Ga naar eind7. Dus hebben wij te maken met 180 miljoen stedelingen en 90 miljoen plattelanders. Het gemiddelde broodgebruik bij stedelingen mogen we wel op een kwart brood per hoofd per dag stellen, gezien het feit dat brood vaak het hoofdbestanddeel van hun voedselpakket uitmaakt. Dit komt bij 180 miljoen stedelingen dus neer op een totale dagelijkse consumptie van 45 miljoen broden die over de toonbank gaan tegen, zeggen we, twintig kopeken per brood of tegen een opbrengst voor de staat van 9 miljoen roebel per dag. | |||||||||
[pagina 313]
| |||||||||
Wat zijn daarbij de productiekosten bij deze hoeveelheden? Alles meegerekend, dus met kunstmest, ploegen, zaaigraan, oogst, opslag, transport, meel- en broodfabrikatie, distributie over de steden, tarra verlies, kosten van importgraan, afschrijvingen op de tractors, douceurtjes voor de kolchozvoorzitters, enz. enz. komen we al gauw op een cijfer voor productiekosten van een 0,45 roebel per brood of wel een dagelijkse investering in brood van 20.250.000 roebel, waar de consument dan zijn 9 miljoen roebel per dag als betaling tegenover stelt. Iedere dag van het jaar zal door de staat dus een bedrag van ruim elf miljoen roebel moeten worden bijgepast om de illusie van goedkoop brood in stand te kunnen houden.’ Geen rekening werd gehouden met de 9 miljoen plattelanders die weliswaar ook broodeters zijn, maar voor wie de verhouding productieprijswinkelprijs heel anders ligt en aanzienlijk minder verschil zal tonen, omdat hier de producent tegelijk de consument is. Uit deze calculatie kan enigermate een beeld worden gevormd van de situatie en daarbij een antwoord worden gegeven op de vraag: Wat kost een gratis brood? Genoemde bedragen mogen de westerse (kapitalistische) lezers verbijsterend in de oren klinken. Maar binnen de spelregels, geldig in de sovjeteconomie, was de zaak geruime tijd niet zo dreigend. Stelregel van die economie, de communistische dus, is dat tegen het goedkope product een goedkoop arbeidersloon moet staan, met als eindideaal het kosteloze product tegen kosteloze arbeid. De ontraadseling van het geheim van hoe een economie het met zulke kolossale subsidiëringen kan bolwerken, ligt dus in de omstandigheid dat de Russische werkers niet worden betaald overeenkomstig hun werkprestatie maar volgens van staatswege vastgestelde loonschalen die in principe voor een forse onderbetaling moeten zorgen. De bedoeling is dat bijvoorbeeld een ingenieur die maandelijks tweehonderd roebel salaris ontvangt voor driehonderd roebel aan prestatie zal leveren. Eigenlijk zit het dus zo: die 25 kopeken per brood die de staat bijdraagt om de illusie te handhaven, wordt bij voorbaat al van het loon of salaris afgetrokken. Stel dat alles klopt en dat genoemde ingenieur inderdaad | |||||||||
[pagina 314]
| |||||||||
voor 300 roebel aan feitelijke arbeidsprestatie levert, maar slechts 200 roebel uitbetaald krijgt, dan zijn de ingehouden 100 roebel per maand ruimschoots voldoende voor de bestrijding der kosten verbonden aan al die Potjomkinse dorpen van goedkoop brood, vlees, goedkoop vervoer, lage huren, gratis medische behandeling enz. Welnu, de huidige economische crisis in de Sovjetunie die Gorbatsjov te bestrijden heeft, wordt voor een groot deel veroorzaakt door de omstandigheid dat de genoemde honderd roebels ‘meerwaarde’ voor de staat feitelijk niet bestaan. En zij bestaan niet op grond van een vervelende menselijke eigenschap: dat niemand, zelfs geen communist, voor niets wil werken. Of ook, dat de mens een door idealistische motieven geïnspireerd werken zonder beloning niet lang volhoudt. Gratis brood eten daarentegen kan hij tot aan het einde der tijden. Communisme als idee gaat dus aan zijn eigen idealisme ten gronde. De werker, arbeider zowel als ingenieur, stelt zijn arbeidsprestaties in op zijn beloning en - verdwenen zijn de ‘meerwaarde’-opbrengsten waar de staat op had gerekend. Nog waarschijnlijker, nog fataler is de kans dat de werker zijn overschot aan prestatievermogen gaat besteden aan verrichtingen die op het terrein van de ‘tweede’ of ‘alternatieve’ economie liggen, met andere woorden, dat hij die gebruikt voor illegale maar bijzonder lucratieve ondernemingen die in Rusland strafbare speculaties worden genoemd, maar in het Westen bonafide handelsstransacties heten. En de ‘meerwaarde’ die de staat zo broodnodig heeft verdwijnt drie- of tienvoudig in de zakken van hem die door de staat systematisch onderbetaald werd en dús een derde van zijn prestatievermogen is gaan gebruiken in illegale bedrijvigheden. Onder Gorbatsjov worden nu door sovjeteconomen voorstellen gedaan de situatie te saneren door de lonen hechter aan de prestatie te koppelen wat in de praktijk dikwijls neerkomt op een overgang van tijdloon op stukloon (ook vroeger al werd in vele gevallen correctie op lage lonen aangebracht door een injectie van premies voor méérarbeid). Hierbij moet evenwel terdege worden beseft dat iedere loonsverhoging, dus ieder knabbelen aan de boven beschreven ‘meerwaarde’ of uitbuitingswinst van de staat onherroepelijk de financieringsbron voor ‘goedkoop brood’ doet opdrogen. Slaat men die weg in, dan zijn ook prijsverhogingen voor brood on- | |||||||||
[pagina 315]
| |||||||||
vermijdelijk geworden. Dan stort het hele kaartenhuis der fraaie Potjomkinse dorpen van de sovjeteconomie in elkaar; dan wordt de tak doorgezaagd waarop alle marxisten-leninisten zeventig jaar lang hebben gezeten, dan worden alle betoverende paradepaardjes ten grave gedragen. En dan zal het communisme als realiseerbare mogelijkheid van menselijk samenleven tot het verleden gaan behoren. Er wordt in de pers tegenwoordig veel gesproken over ‘herstructurering’, over ‘sanering van de economie’, maar vrijwel nooit wordt daarbij uit de doeken gedaan, waar die sanering dan eigenlijk op neerkomt. Nergens heb ik in sovjetpublicaties of ook westerse geschriften in duidelijke taal ooit kunnen lezen waar het om gaat, wat het woord ‘sanering’ metterdaad betekent en betekenen moet: een ‘verdubbeling’ van de huidige broodprijs bij gelijkblijvende lonen - iets compleet rampzaligs voor een regime dat zeventig jaar lang ‘goedkoop brood’ als het ‘Sesam open u!’ van het communisme heeft voorgesteld. Gorbatsjov staat nu voor de keuze van óf massale prijsverhogingen op alle basis consumptiegoederen en diensten voor het volk aanvaardbaar te maken, en dan, zoals gezegd, zonder de lonen en salarissen te verhogen, - of anders terug te keren naar bepaalde vormen van dictatuur, desnoods à la Stalin, om een linkse of rechtse oppositie de mond te snoeren en zijn plannen door te drukken. Brezjnevs quiëtistische politiek van Satans water over Satans akkers laten lopen is onmogelijk geworden: er zijn dan spoedig geen akkers meer. Tertium non datur. Zouden naast een prijsverhoging voor brood ook de grote graaninkopen in het buitenland worden gestopt, dan is de kans groot dat brood opnieuw zal moeten worden gerantsoeneerd. Het onmiddellijke gevolg van zo'n maatregel zou zijn een zeer snelle opkomst van wat ik noem ‘de zwarthandel in wittebrood’. Ook voor Gorbatsjov zullen alle beperkende, regulatieve maatregelen bij de sanering van de economie onvermijdelijk het nevenverschijnsel gaan vertonen van directe, spontane uitbreiding der activiteiten op de ‘zwarte markt’, beter gezegd, op het terrein van de ‘alternatieve economie’, zoals die in het Westen wordt bedreven, de vrije handel in goederen, de markteconomie. | |||||||||
[pagina 316]
| |||||||||
Gorbatsjov staat voor regelrecht tragische beslissingen: hij moet enerzijds markteconomische tendensen volgen door prijsverhogingen maar wil anderzijds het communistische ideaal van lage broodprijzen niet opgeven. En net als in de klassieke tragedie moet hij besluiten nemen die op korte termijn niets anders oproepen dan geweeklaag en die de ondergang van het hele systeem in het laatste bedrijf alleen dichterbij brengen. De taak, niet alleen voor Michail Gorbatsjov maar voor iedere sovjetleider nu of in de naaste toekomst zal in het volgende moeten bestaan: hoe kunnen wij de economie langzaam, behoedzaam en ongemerkt uit de steigers halen die er nu zeventig jaren omheen staan, de steigers van de marxistisch-leninistische ideologie waarmee - daar is iedereen wel van overtuigd - zo bitter weinig is bereikt om een communistische samenleving dichterbij te brengen. Die steigers hadden slechts één functie: zolang ze bestonden werd de indruk gewekt dat er aan het gebouw werd gewerkt, gemetseld, geschilderd. Maar als bouwmeester Gorbatsjov de steigers laat slopen, dan zal aan het licht komen dat er achter het ingewikkelde netwerk van staketten geen paleis in aanbouw ligt maar een puinhoop waar de honden geen brood van lusten.
26 maart 1987 | |||||||||
[pagina 317]
| |||||||||
2.
| |||||||||
[pagina 318]
| |||||||||
In het hele pamflet wordt met geen woord gerept over Ajgi als Russisch dichter en dat terwijl hij veertien bundels in het Russisch geschreven gedichten op zijn naam heeft staan, waarvan geen enkele in de Sovjetunie is verschenen. Hierbij zij aangetekend dat in dit oeuvre geen regel ook maar enig blijk geeft van politieke afkeer van het Sovjetregime. Ajgi's verzamelde gedichten verschenen in 1982 in Parijs in het Russisch (624 pp.). Daarbij wordt deze dichter o.a. door Joseph Brodsky beschouwd als een van de belangrijkste dichters van het huidige Rusland. Voor een goed begrip van het fenomeen geef ik even de situatie weer getransponeerd in Nederlandse verhoudingen. Veronderstellen wij een Nederlandse dichter, noemen we hem Genna Spoelstra; hij is van Friese afkomst, schreef aanvankelijk in het Fries, ging later in het Nederlands over en werd als Nederlands dichter in het buitenland beroemd - alleen niet in zijn vaderland, waar geen enkel gedicht van hem in het Nederlands gedrukt mocht worden, alleen in het Fries. Dan verschijnt er in Leeuwarden een in het Nederlands gestelde brochure, waarin deze Genna Spoelstra wordt beschreven als een vooraanstaand Fries dichter wiens in het Fries geschreven dichtbundels worden opgesomd alsmede een lijst wordt gegeven van alle Poolse, Duitse, Franse en ander vertalingen - alleen niet van die Friese werken, maar van zijn Nederlandse dichtbundels die in de brochure niet worden genoemd en in Nederland niet gepubliceerd mogen worden. In het door mij ontvangen Russische pamflet staan als vertalingen in het Duits en Frans genoemd de in 1971 in Frankfurt/M verschenen bundel Beginn der Lichtung in de vertaling van Karl Dedecius en o.a. de Franse uitgaven Sommeil-Poésie (Seghers, 1984) en Le Cahier de Véronique (Le Nouveau Commerce, 1984), beide bundels in de vertaling van Léon Robel. De Russische lezer kan dus wél kennisnemen van Duitse, Poolse, Franse en andere vertalingen van Ajgi's Russische poëzie, maar met van de originele Russische teksten, waaruit die vertalingen gemaakt zijn. Het genoemde pamflet heeft nog iets raadselachtigs. Zoals gezegd bevat pagina twee een gedicht van Ajgi in het Russisch. Het heet Sneeuw. Hier is het, zoals het door mij uit het Russisch werd vertaald: | |||||||||
[pagina 319]
| |||||||||
Van de vlakbij vallende sneeuw
zijn op de vensterbanken de bloemen bizar.
Glimlach jij dan desnoods tegen mij
alleen omdat ik woorden
die ik nooit zal begrijpen niet uitspreek.
Alles wat ik jou zeggen kan:
stoel, sneeuw, wimpers, lamp.
En mijn handen
zijn zo een voudig en ver
en de vensterramen
lijken gesneden uit wit papier,
maar daar, erachter,
vlak naast de lantaarns,
dwarrelt de sneeuw
al sinds onze prilste kinderherinnering
en die zal blijven dwarrelen zolang op aarde
aan jou wordt gedacht, met jou wordt gepraat.
En die witte vlokken heb ik weleer
echt en heel helder gezien
en toen sloot ik mijn ogen en krijg ze nu niet meer open
en er warrelen witte vlokken
en tegenhouden
kan ik die niet.
| |||||||||
[pagina 320]
| |||||||||
In het pamflet begint de tekst met ‘En mijn handen/zijn zo eenvoudig en ver’. Het gedicht is onthoofd: de eerste zeven regels zijn er afgeslagen. Wel staat Gennadi Ajgi's handtekening er in facsimile onder... Er is nog iets vreemds met dit gedicht. Het werd aanvankelijk door de dichter in het Tsjoewasjisch geschreven en daarna door hemzelf in het Russisch vertaald en als oorspronkelijk Russisch vers in zijn bundel Geoormerkte winter (Otmečennaja zima) opgenomen. In het februarinummer van het maandblad Novyj Mir 1962, p. 137, verscheen dit gedicht - uit het Tsjoewasjisch in het Russisch vertaald (en verknoeid) door een zekere D. Samojlov. Het lijkt er heel veel op dat Gennadi Ajgi door de Sovjet autoriteiten een verbod is opgelegd zijn stem in het Russisch te laten horen. Het lijkt erop dat zij hem willen dwingen een Tsjoewasjische, dus provinciale dichter te zijn en te blijven. Zelfs een door hemzelf uit het maar door weinigen gekende Tsjoewasjisch vertaald eigen gedicht mocht hij in Novyj Mir niet in zijn eigen Russische versie publiceren. Dat moest een ander doen, iemand met een andere stem. Misschien begrijpt de Nederlandse lezer nu iets beter wat onder het woord ‘glasnostj’ (een-stem-hebben) moet worden verstaan. Het betekent: ‘alles mag gezegd worden, als het maar niet in het Russisch is.’ De Russische dichter Gennadi Ajgi heeft geen Russische stem in Rusland.
16.4.1987 |
|