op de ambtelijke mallemolen. Hier draait het circus op volle toeren. En het wordt bekeken met de open ogen van de nieuwkomer - Van Oudshoorn ging hier terug naar zijn eerste, Haagse, periode als ambtenaar.
Toch is er meer dan deze kritische houding. In zijn dagboek noteerde hij eens: ‘Ieder mens is in zijn diepste wezen eenzaam. Afgesloten van de buitenwereld en van zichzelf. Men kan dit telkens overal lezen. Maar die het in werkelijkheid ervaren, zijn te tellen.’ Die uitspraak vormt een variant op het gezegde van Hebbel, dat in de hel van het leven alleen de hoge adel van de mensheid wordt toegelaten; de anderen staan ervoor en warmen zich.
Blijkbaar hield ook Van Oudshoorn zich op de been met zulke uitspraken. Want hoe graag hij zich ook bij zijn medemensen had gevoegd - en naar de uiterlijke schijn deed hij dat ook, in de Hollandse Club en bij zijn familie-, hij wist de prijs voor de eerlijke ontleding van de werkelijkheid: eenzaamheid. Zijn burgerlijk bestaan met huwelijk en al was hiervoor de dekmantel. Het voorkwam zijn totale verloedering.
Zo is dit werk de soms bedroefd stemmende, maar dikwijls ook verheffende oogst van de zelfontleding. In hun tragische neergang beleven zijn personages Mertens, Verkoren, de puber Arie en de midlifeman De Waal de beschouwing van hun eigen leven.
Deze twee elementen - de kijk op de wereld als een marionettentheater en de van zichzelf en anderen vervreemdende eenzaamheid - vormen de componenten van een stuk proza dat de auteur zelf nooit heeft gepubliceerd en dat hierbij voor het eerst wordt aangeboden.
Er is daarnaast een reden waarom in de uitgave die dit jaar bij De Arbeiderspers verschijnt de niet voltooide roman en het wel afgemaakte maar nooit gepubliceerde toneelstuk Marionetten, spel van geld tezamen zijn gebracht. Wie eerst het proza leest, begrijpt waarom het toneelstuk is zoals het is, en wie dan van het drama kennis neemt, vermoedt waarom de auteur de roman onvoltooid heeft gelaten. Dit zal ik toelichten. En wel door over beide werken te vertellen wat er over te zeggen valt: hun ontstaan en de vermoedelijke strekking ervan.
Van beide teksten is het romanfragment naar alle waarschijnlijkheid het