Tirade. Jaargang 31 (nrs. 308-313)(1987)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] Jan Zitman Gedichten De lange thuisreis De dag dat ik mijn bruid ging halen Ik wist niet hoe dat moest. Men zette me rechtop, trok wat hier en daar, knipte mompelend iets bij, keurde goed, keurde nog eens goed, schuierde en borstelde en ik in dat planken wambuis dacht aan jouw lieve lijf dat nu omhangen werd door knielende vrouwen met de mond vol spelden. En ook zij keurden goed en keurden nog eens goed en misschien dacht je aan mij. [pagina 47] [p. 47] Een middag lang speelden we rollen in een onbegonnen boek. In de vooravond mocht ik je meevoeren, de lange rit naar huis. We verstilden in elkaar. (22.08.1986) [pagina 48] [p. 48] Schuur Sluit jij de schuur? Ik sluit de schuur. Het zwarte valt nu snel. Bedeesde stappen achter in de straat. Bij nader omzien horen ze bij niemand meer. Ook dat spoor bijster zoek ik hark en schoffel bijeen, berg op wat geborgen moet zijn, vergeet wat meestal vergeten wordt. Zo moet het maar weer. Weinig gedaan vandaag. Een nieuwe huivering drijft me het huis in. Schuur, vogels gevouwen binnen de schemering van je klimop, doorsta de nacht. Doorsta opnieuw de nacht. (20.08.1986) [pagina 49] [p. 49] Ontwakend uit de narcose Een aureool van blond haar, daarbinnen hemelsblauwe ogen en een lieve mond die nu zal zeggen (tenminste, ik weet wel zeker dat dit de eerste mogelijkheid was die ik opperde): meneer, ik breng u weg over deze mooie, brede, zonnige palmenlaan naar de poort met een portiérsloge, die van de Heilig Landstichting is er niets bij, daar zit dan Petrus, wees niet bang van hem, hij lijkt op een oudere Maarten 't Hart die toch maar teruggekomen is en eindeloze zwarte kousen breit die niemand van hem hebben wil. Hij schrijft u in, maakt een ponsplaatje en dan mag je naar vader, hij heeft al naar je gevraagd. (22.09.1986) Vorige Volgende