uitzondering van enig beleidsterrein), terwijl daarnaast nog eens afzonderlijk wordt gezegd dat de premier verantwoordelijk is voor de nationale verdediging.
Op zichzelf hoeft de innerlijke tegenstrijdigheid van de grondwet, toegespitst op een onduidelijke verdeling van bevoegdheden tussen president en premier, gecombineerd met het ongelukkige systeem van het niet gelijklopen van de ambtstermijn van de president en de zittingsduur van het parlement, nog niet tot dramatische situaties te leiden. Als er namelijk sprake is van ‘consensus’ tussen de president en de nieuwe meerderheid op het terrein van het buitenlands- en het veiligheidsbeleid is er geen bijzondere reden om te verwachten dat president en premier (plus kabinet) elkaar in de haren zullen vliegen over de inhoud van het te voeren beleid op deze gebieden. En in feite lijkt de mate van consensus op dit terrein vrij aanzienlijk. Maar er is een ander punt: dat van de macht en de bevoegdheden. Wie voert het beleid, wie representeert het. Met andere woorden. kan Mitterrand zich, ook onder de nieuwe verhoudingen, blijven gedragen als een president die naarbuiten en naarbinnen een houding kan aannemen van ‘la France, c'est moi’. Mitterrand zelf heeft daar iets over gezegd: indien er een nieuwe meerderheid in het parlement zou ontstaan zou zijn ‘rol’ mogelijk enige verandering kunnen ondergaan, maar zijn ‘functie, rechten en plichten’ zouden dezelfde blijven. Dat is dus net zo dubbelzinnig als de grondwet zelf.
Van dubbelzinnigheid gesproken: die was, voor wat de positie van Mitterand betreft, ook in de verkiezingscampagne ten volle aanwezig. Enerzijds legde hij er de nadruk op dat zijn positie als president in het geheel niet in het geding of aan de orde was. Hij was immers de voor zeven jaar gekozen ‘president van alle Fransen’ die het als opdracht zag zijn ambtstermijn te voltooien. Anderzijds mengde hij zich wel degelijk in de verkiezingsstrijd door het programma van de oppositie te beschrijven als het platform van ‘de rijken tegen de armen’, en door persoonlijke en politieke verantwoordelijkheid te claimen voor alles wat onder het bewind van de socialisten tot stand was gebracht en de Fransen aan te raden dat niet te grabbel te gooien.
Ondanks alle lof die Fransen plegen te hebben voor hun vlijmscherpe