[Tirade maart & april 1986]
Marko Fondse
De mens naar Majakovski.
Een synopsis
Van 1912 tot 1917 schreef de Russische schilder, cartoonist, acteur, toneel-en scenarioschrijver, filmster en copywriter Vladimir Majakovski naast een zeventig bladzijden kritisch proza een kleine tweehonderdenvijftig bladzijden poëzie. Hiertoe behoren de ‘futuristische’ Tragedie Vladimir Majakovski en vier ‘poëmy’, breed opgezette episch-lyrische dichtwerken met een sterk dramatische inslag. Van deze zijn de eerste twee, Een wolk in broek (1914-15) en De ruggegraatsfluit (1915) het bekendst geworden. Beide zijn opgenomen in mijn bundel vertaalde poëzie van Majakovski Luidkeels (Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1979).
In 1915-16 werkte hij aan het 1050 verzen tellende poema Oorlog en heelal, geïnspireerd door woi, een van de weinige uitingen van oorlogspoëzie die niet door hoerapatriottisme zijn ingegeven en van eminent belang voor de kennis van Majakovski's werkelijke intenties. Vanaf 1916, voor een groot deel simultaan met dit gedicht, werkte hij aan het door velen als zijn meest voldragen werkstuk uit die periode beschouwde Tsjelovjék, Mens (of De mens, Een mens, alle drie de vertalingen zijn gewettigd, daar het Russisch geen lidwoord kent).
Mens, waarin de oorlog maar eenmaal passim ter sprake komt, neemt veel thema's uit Wolk en Ruggegraatsfluit weer op, zoals de geobsedeerde liefde en jaloezie, de haat tegen de macht van het geld, de hypocrisie van de burgermaatschappij en de fundamentele eenzaamheid van de dichter, die aan het heelal nog niet genoeg heeft om zich in zijn volle lengte en breedte te kunnen manifesteren. Dit ontoereikende van de vijandige kosmos en de preoccupaties met religie (en kunst), ons allang bekend uit eerder werk, is nergens zo sterk als in Mens. Naar gelang de invalshoek zou wie daar lust in heeft dit werk kunnen interpreteren als de uiting van een in essentie reli-