beslissingen in de gemeenschap waren in feite politieke beslissingen. En politieke beslissingen plegen door regeringen te worden gemeten aan vooral twee maatstaven: hún interpretatie van het nationale belang, én het te verwachten effect van hun handelen op de kiezers. Andere factoren hebben ertoe bijgedragen dat deze beide elementen steeds zwaarder gingen wegen in het interne proces dat tot een serieus te nemen gemeenschap had moeten leiden. Tot die ‘andere factoren’ behoren de lange periode van algemene economische recessie, en ook het feit dat de gemeenschap in de loop der jaren werd uitgebreid met het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Denemarken, vervolgens Griekenland en tenslotte Spanje en Portugal. Landen die meestal geen boodschap hadden aan de idealen van de beginjaren voorzover die zich richtten op het uiteindelijke doel van een geïntegreerd Europa - maar die toetraden omdat zij meenden hun economische belangen op die wijze het beste te dienen en tegelijkertijd hun politieke belangen veilig te stellen door mee aan te zitten aan de tafel waar de beslissingen zouden vallen, óók over de politieke toekomst van dat nog steeds vaag gebleven begrip ‘Europa’.
Feit is in ieder geval dat de gemeenschap zich niet integreerde, maar eerder ‘nationaliseerde’: de nationale stem van de afzonderlijke landen begon hoe langer hoe zwaarder te wegen. Dat bracht de gemeenschap in een toestand van stagnatie en dreigend verval die verlammend werkte, niet alleen op de instellingen van de gemeenschap maar ook op een publieke opinie die het Brusselse bureaucratische en politieke gezeur niet meer kon en niet meer wilde volgen.
Lange tijd hebben vooral de regeringschefs geprobeerd om, bij hun talrijke conferenties over het onvoldoende functioneren van de gemeenschap naar binnen (dus in termen van besluitvorming, verwerkelijking van de gemeenschappelijke markt, de rol van de instellingen), zichzelf te overschreeuwen met nogal potsierlijk aandoende, plechtige verklaringen over hun streven naar een volledige Politieke Unie, een ‘Europa dat met één stem zou spreken’, een Europees buitenlands en veiligheidsbeleid. Veel woorden, weinig of geen daden. Juist de ‘nationalisering’ van de verhoudingen in de gemeenschap was oorzaak dat die mooie woorden niet serieus konden worden genomen. Als er nu één terrein is dat door vrijwel iedere