Tirade. Jaargang 30 (nrs. 301-307)(1986)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] Hans Vlek Gedichten To coin a phrase 1 Een goed vers wil 'k schrijven, niet zwetsen over woorden die Xilomena tot Phantareion richt in de schildering op een zojuist opgedoken amfoor. Een waterdicht vers waar de regen der weemoed niet doorheen druipt als tranen van oude, onbetaalbare wijn geschonken op diplomatieke recepties waar de armen buiten staan en niet weten van de Lydiër die de munt ontdekte. Ik zet Lodewijk de Veertiende naast m'n stereohifi en laat hem onnozel en verbaasd mummelen over weer 'n wonder en graaf als een neanderthaler naar wortels achter m'n elektrische machine en herken de wereld niet meer, de krantekoppen niet, de chinese gemberpot vol pennen niet, noch de borsten van mijn vrouw. Dit alles in een duizeling waarbij het uitzicht vol uitbundige lente volledig in het niet valt. [pagina 69] [p. 69] 2 Een buitenlands citaat boven een gedicht wil meestal zeggen dat men zijn melkboer niet begrijpt. Om nog maar te zwijgen van de fluitende stratemaker die vlak voor de voordeur zwetend een kuil aan 't dichten is zoals jij 'n rijmloos sonnetje en straks je vaders graf. [pagina 70] [p. 70] Naief kinderliedje Op het kerkhof van Dodemansgaarde blinken de koperen knopen der boeren in de zon. Zij werpen 'n handvol aarde op des notaris graf. Na middernacht ontsteeg ik het bed en vertrouwde dit toe aan papier dat niet tot de morgen wachten kon. Een had er 'n tirolerhoedje op de rozigronde kop met 'n zeer zeldzaam veertje en een wandelstok met zilverknop. Driemaal is het rijm gekomen en droevig als zand door mijn handen gegaan maar op het kerkhof van Dodemansgaarde zie ik nog steeds die boeren staan in 't zwart temidden van het bloeiend onkruid rond de graven. Zij gaan zich aan 'n biertje laven en dichten des notaris graf. Nog schijnt een felle zon en het gedicht is plotseling af waar het begon. [pagina 71] [p. 71] Bij een vaas Van veraf lijken de kunstbloemen echt, van dichtbij 'n fijnstructuur van linnen. Zonder geur in koelmodieus pastel sieren ze steriel maar fraai de tafel. Ze behoeven water noch licht, zullen me, als niemand ze wegwerpt op onze bloemige belten, beslist overleven. En ik maar denken aan 't ontluiken van een tropische orchidee als dichtersziel. Hemelstrevend en vlammend puur vuur, zich openend in sublieme logica, als bv. 'n krakend dichtwerkje na honderd jaar temidden van snelle, zo praktische dingen. En ik maar vloeken om 't rijmwoord zingen. [pagina 72] [p. 72] Voor een vriend Zo nu en dan kan ik geen poëzie meer zien, heb genoeg van de droom dat woorden meer zin geven dan 'n bierglas gevuld met 't pis der goden. Het goed geboend interieur roept dan de wetmaat op van strakke kwatrijnen en ik begeef me weer in de bij voorbaat nooit gewonnen slag. Geen spektakel is 't laveloos leven, zelfmoord van een vriend wordt een voor- spelbare gebeurtenis. Wreed als de poëzie die op de plaats van lidtekens letters zet. En bizar staan hier de veertien woorden vol welvaren, gelukkige regels van 't sonnet. Vorige Volgende