ten. Dat hielp hem niet. Hij sloot zijn ogen en ging met zijn hele lijf vol sidderingen weer liggen. Hij voelde hoe haar geur bezit van hem nam en sliep in.
Toen mijnheer Tepas 's morgens vroeg het nieuwe hok opende, was hij zeer nieuwsgierig hoe hij die Patagonische haas aan zou treffen. 's Nachts, vredig naast mevrouw Tepas-Lerink gelegen, had hij zich afgevraagd hoe Alfonso de eerste nacht buiten de reiskist zou doorbrengen. Soms waren dieren, die overdag in de tuin rondliepen, de eerste nachten in hun nachtverblijven zeer onrustig. De reuk van voorgangsters en voorgangers wekte opwinding of agressie op en er waren er die als dollen brulden. Van Alfonso verwachtte hij eerder tam dan woest gedrag, maar als je naar zijn afmetingen keek en zijn zonderlinge bouw en er rekening mee hield dat hij pas zijn vrouwtje had verloren, dan waren verrassingen niet uitgesloten. Toen hij de deurtjes opende was hij dan ook niet verbaasd dat zijn buitenmodel haas zich onmiddellijk naar buiten spoedde en dus al had staan wachten.
‘Duurde het te lang, mijn jongen?’, vroeg Tepas.
Hij zag aan de rug van Alfonso dat hij de nacht ontvluchtte. De haas liep naar het midden van het gazon en hoewel het mooi weer was, bleef hij daar stokstijf staan, uit vrees voor de geur van Anna. Hij rook het voedzame gras, maar had geen honger. Hij trok een grasspriet uit het gazon en bleef lang met dezelfde grasspriet in zijn bek zitten suffen, lamgeslagen en diep treurig omdat hij Anna niet meer kon laten zien hoe goed ze het gekregen zouden hebben.
Ineens schrok hij overeind, smeet zich in het gras met dichgeknepen ogen, op zoek naar de geur van Anna. Daar was echter de wind uit de pampa voor nodig. Hier bracht de wind op zijn hoogst de geur uit Broek in Waterland, de geur van ronde boordevolle koeien met loeien van spenen, roomsoezend in het zonlicht, veertig-plussend bij regenweer; volvet dromend in de doffe nacht en 's ochtends vroeg uit het stamboek der boeken brevierend in het prille melkwitte licht.