Tirade. Jaargang 29 (nrs. 296-300)(1985)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 198] [p. 198] Tomas Lieske Gedichten Vrije val Oder denk dir ein Flügelpaar aus: aber unter dem Flügelpaar sei kein Wind... Adolf Endler ‘Lied’. Klep voor klep en schroef voor schroef een vliegtuig te monteren is beter dan zelf de stuurkolom te vatten. De turboprop van de verliefdheid deel voor deel uit de keel te halen is beter dan zelf verliefd worden. Zo werkt het zelfs bij de poëzie. Graaf Pannocchieschi bij voorbeeld, - de tweede helft der dertiende eeuw, - wil zijn buurvrouw huwen. ‘Al doende leert men’, zegt hij zijn wettige vrouw en gooit haar uit het hoge venster om haar te leren vliegen. Eeuwig droomt zij nu: Pia Tolomei. [pagina 199] [p. 199] Na een mislukte vlucht spreekt Clement Ader met de journalisten: ‘Zeker had ik een fantastisch zicht op mijn constructie. De vleugels gaan mij het meest ter harte. Ik wil ze beplakken met papier van brieven, zodat ik boven in de koude eenzaamheid nu en dan kan lezen.’ Algemeen gelach: de arme man, - hij is ook al zesenvijftig jaar, - heeft zich zichtbaar in het zweet gewerkt. ‘Een mens stelt toch belang in vleugels, want ik wil net als in mijn dromen de vrije val totaal beheersen en de schoonheid van gewichtloosheid. Ter voorkoming van gevaarlijke windstiltes denk ik machines uit.’ En hoe berekent u de kosten? Wie betaalt en wie maakt het toestel? Werkt u eerst op schaal of direct echt? Clement Ader heeft zijn antwoord klaar: ‘Alles is maar een weet, zei de boer, en hij haalde een pier uit zijn gat en bond er zijn schoen mee vast.’ Hij lacht en streelt trots zijn schepping l'Avion. [pagina 200] [p. 200] Zij staan bij elkaar in de openstaande vliegtuigbuik en staren naar haar. Zij heeft het lef als eerste de eerste maal eruit te springen. Alle acht hebben van haar gedroomd, zoals ze kwam met hoge hakken, in dun zwart leer, dat haar zichtbaar lijf zonder gewicht, bijzonder belicht. De instructeur merkt de verkeerde spanning: er is geen aandacht. ‘Nog nooit ging bij ons een leerlingspringer dood. Bij ons zie je veel meer: de wereld lijkt lieflijker: de olifant is een lappen speelgoedbeest geworden.’ ‘Duizend, duizend een, duizend twee en parachute.’ Zo luidt het begin en aan het langste eind de aarde. Eerst merkje niet dat je beweegt, dan komt de grond en tolt naar je toe. Zij kijkt niet om en springt: de aarde kan harde klappen uitdelen. [pagina 201] [p. 201] Mrs. Condé Nast Je was te lelijk moeder om op een fotografie te prijken. Niet zo lelijk als François Villon hoeren en pooiers kon beschrijven, maar alledaags, lelijk van netheid en onbelangrijkheid en lelijk van wat je keurig deftig noemde. De enkele foto die, maar verstopt in boeken, nog bewaard werd, toont toegewijd je gebogen rug, je gulle jurk van blokkendozen. Je gezicht trok terug; je handen zijn op deze foto licht: je plicht met zinken teil. Een kind in de deur. Je wist, - je lacht schamper, - dat wordt niks. ‘Wij zijn immers geen fotomensen.’ Hij kan beter weer in de boeken. Daarbij, moeder, komt, het maakt jaloers, dat jij Den Haag hebt meegemaakt. Jij hebt in haar laatste bloei de stad zien vechten voor haar net van grachten. Je hebt het toch gezien? Of gedacht: ‘Wij moeten op gods zondvloed wachten’? [pagina 202] [p. 202] Bij anderen krijgt najaren een milder beeld een kans van leven. Als volgt, mevrouw, wordt u beschreven: mooi, zonder deftigheid en vooral magistraal vol schaamteloze trots. Waarom mevrouw was u benepen, waarom niet werelds en ervaren, waarom had u geen vijftig minnaars? Kijkt u toch eens naar foto's, mevrouw, van Edward Steichen bijvoorbeeld: portret van Mrs. Condé Nast, Parijs, negentienhonderd zeven. Vorige Volgende