Tirade. Jaargang 29 (nrs. 296-300)(1985)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 60] [p. 60] Willem Wilmink Gedichten Dagdromen voor Rutger Eén sport slechts waar ik goed in was op school: opstellen schrijven. Verder las ik veel. Ik schreef in proza een ‘Geschiedenis der Wereld’ en in dichtvorm ‘De zoon van Prikkebeen’. Maar toen las ik een boek van Abe Lenstra: ‘Voetballen doe je zo’, vanaf die tijd stond vast dat ik een groot voetballer werd. Ik tekende wat cirkels op de schutting en mikte zachtjes juichend met de bal. Ajax was al verpletterend verslagen, het Duitse elftal kreeg zijn beurt nog wel: dagdromend kun je alles toch volbrengen? Drie keer Europa Cup, twee wereldbekers, door mijn tactiek en mijn onhoudbaar schot. Ik bleef bescheiden. Eenmaal uitgevoetbald, kocht ik een aardig huisje op het land. Bewerkt naar Tso Ssŭ, gestorven ± 306 na Christus. Naar Arthur Waley. [pagina 61] [p. 61] Naar de bergen gegaan met een dansmeisje van vijftien jaar Je draagt je beide vlechten nog gescheiden, van dertig ben je net de helft voorbij: een echte dame van satijn en zijde gaat nu bij stroom en heuvels aan mijn zij. We spetteren en we spelen in de springende fontein, we doen wie er het vlugste in de hoge boom zal zijn. Haar wangen worden rozig bij haar mouwdans-wervelingen, haar voorhoofd wordt zo ernstig als ze trager zingen gaat. Ga nou maar niet míjn liedje van de wilgetakken zingen, denk nou maar niet dat hier voor jou een hart op breken staat. Po Chü-I (77a-846). Geschreven toen de dichter ongeveer 65 jaar was. Naar Arthur Waley. [pagina 62] [p. 62] De kwakzalver Een kwakzalver in een scheur van de stadsmuur. Schrijft ook recepten voor de zijdeteelt en voor de graanoogst. Al zijn verdiensten zet hij om in wijn. En als hij waggelt, wat dan nog? Hij heeft een zoon om op te leunen. Lu Yu (1125-1210). Naar Arthur Waley. Vorige Volgende