Vooral in ‘Een allereenvoudigst verhaal’ zijn de veranderingen tegelijk verbeteringen. Het gaat over misstanden op het platteland, maar de schuld ligt bij het oude plaatselijke kader, eerder onbekwaam dan misdadig, in een vroegere periode omhooggevallen en onmogelijk in één klap te vervangen.
Aan de andere kant ontbreekt de plompe ernst van propaganda en de verplichte eerbied voor bestuurders en beheerders. Een personage zegt: ‘Ik wil geen propaganda horen. Die waait met alle winden mee.’ Gao betrekt in zijn spot ook het nieuwe, zoals de mallotige neiging bij Chinezen, alle kwaad van de wereld toe te schrijven aan de bende van vier.
Over de laatste twee verhalen, ‘Beet’ en ‘In de bergen’, zegt Kuiper dat zij indirect tegen de culturele revolutie gericht zijn. Maar naar mijn indruk hebben zij een ruimere bedoeling. In het eerste verhaal wordt een visser die de vissen beschouwt ‘als trouwe onderdanen over wier lot hij naar willekeur kon beschikken’ het slachtoffer van zijn eigen hebzucht, als hij een grote vis steelt en gaat zwemmen met het beest aan zijn been vastgemaakt. De vis blijkt natuurlijk sterker. De suggestie, de kracht van de onderdanen is groter dan die van de overheerser, blijft bij Kuiper ongenoemd. Zij slaat niet op de culturele revolutie alleen.
‘In de bergen’ gaat over een man die al maar bang is. Zijn motto is ‘in het midden’, daar wil hij zijn hele leven blijven. Dat is zo gek nog niet, vindt Gao, en hij merkt droog op: ‘er gebeuren op deze wereld werkelijk zeer veel verschrikkelijke dingen waar niet om te lachen valt en die iemands ziel verknipt en verwrongen kunnen maken.’ Dat kan men natuurlijk opvatten als een verwijzing naar de tijd van Mao, maar een minder beperkte betekenis is ook mogelijk.
In ‘Zhou Huaying zoekt werk’ wordt een vrouw eindeloos door partijfunctionarissen aan het lijntje gehouden. Zij is buitengewoon goedgelovig en vindt kaderleden van de communistische partij per definitie goede mensen. Gao's vertellerscommentaar is hier ironisch, af en toe op het cynische af. De functionarissen zijn geen schoften, zien in dat de vrouw recht op hulp heeft, maar uiteindelijk houdt hun gemakzucht de deur dicht. Verschil tussen oud en nieuw kader wordt hier niet gemaakt. Onrechtvaardig bestuur wordt veroordeeld, maar evenzeer overdreven volgzaamheid.