Tirade. Jaargang 28 (nrs. 290-295)(1984)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] Rob Schouten Gedichten Dies irae Groots en meeslepend wilden wij ook wel iets vergaands ondernemen in den vreemde nu we daar toch toevallig samen waren, één keer heel anders, liefst van vooraf aan. Ik zag mijzelf al op een zolderkamer het oor afsnijden en jou in een soepjurk wasvrouw of lotenleurend over straat, na eerst vergeefs onze retourtickets. Voor thuis de onvergetelijke beelden noch suggestieve ansichtkaarten hier, waarvan ze niet voldoende zouden stikken. Nee, levend keerden we dan maar terug. Op Schiphol met de zwaaiplicht opgewacht, gevieren huiswaarts en ter elfder ure toch nog dezelfden maar een beetje bruiner dan zij die niet achtergelaten werden. Heel anders inderdaad, alles voor niets misschien wel. Slechts wat aangenaaide oren en vuile was rijker kwamen we thuis, waar we trouwens vrij spoedig weer verbleekten. [pagina 12] [p. 12] Ook best, zo'n dag des oordeels was het niet bij nader inzien dat wij niet vermeden bij oordeelkundige gelegenheden. [pagina 13] [p. 13] Scouten Ik was nog blind zij het niet ongeboren en heel erg groen; vrees echter niet dat ik mijn naam niet schrijven kon, niet op het schutblad in Nederland, Europa, Wereld, Heelal woonde. Daar werd een ster mijn schedel in geprikt en nog een, dat ik ziende worden zou en hardlopen, een kampvuur bouwen, knopen of wat ik meer niet wou in Gods natuur. Man en vrouw voor en in het huwelijk, daar stond mijn naam niet in en ik verstond met rode oortjes niets van wat ik las. Gelukkig kwam er geen Filippus langs. Elf was ik en mijn zusje nog kabouter, zo klein, ze wilde wel publiek in bad. Ik deed mijn best niet, poepte in het nest en vond na lang zoèken het brede pad. [pagina 14] [p. 14] Onder hanegekraai Een nachtmerrie inclusief spook, zoeen die opdook na zijn leven, even verscheen, verdween, verscheen tot schrik van iedereen, en ook door muren heen naast, achter je als je niet bijgelovig was. De blijde boodschap? Opgestaan? Maar die bedoel ik waarlijk niet. Geloof me, geef mij Barabbas. Johannes de dweper Ik lig hier maar hartstochtelijk, behekst, verblind en stom - het woord ligt op mijn lippen, de blik al in mijn ogen, heel het hoofd reusachtig op een platte schaal, je graal. Er wordt gedanst, mijn oren zijn verdoofd, ik voel mijn eigen woorden mij ontglippen in Schumann's Widmung zonder tekst. Vorige Volgende