Dat was waarlijk wel nodig. Ik heb al sinds lang de opvatting gehuldigd dat ieder mens het recht heeft, geen held te zijn. Prieberg wijst er terecht op, dat musici nu eenmaal mensen zijn die in de openbaarheid treden: ze spelen, zingen, dirigeren of worden gespeeld.
Dat velen tijdens de nazi-tijd geen helden waren, kan men betreuren, maar men kan er zich nauwelijks over verwonderen; dat ze na 1945 al evenmin moedig waren, is evenmin verwonderlijk. En daar zit 'm nu net de kneep. Prieberg toont aan dat velen die zich tijdens de nazi-periode gecompromitteerd hadden, zich na 1945 in duizend bochten hebben gewrongen om aan te tonen dat ze ‘eigenlijk goed’ waren, of dat hun medewerking aan het nazi-bewind slechts marginaal was (in die tijd circuleerde het rijmpje: ‘als man sie alle wiederfand / da waren sie beim Widerstand’). Vervalsingen van titels, verzwijging van werken, opnieuw gebruiken van opusnummers voor andere werken, her-interpretatie van teksten e.d. waren niet van de lucht. Alleen als een werk tijdens het nazi-bewind in druk was verschenen met een opdracht (‘Adolf Hitler, dem Führer gewidmet’, Prieberg, pag. 21), was er niet veel aan te doen. Helaas hebben ook historici en musicologen zich vaak door de valse voorstelling van zaken van hen, die zich van nazismetten probeerden vrij te pleiten, laten misleiden. De documenten die Prieberg m.b.t. figuren als Cesar Bresgen, Werner Egk, Hermann Heiss e.a. aan het licht brengt, spreken een ondubbelzinnige taal. Nogmaals, het is denkbaar, dat er een verontschuldiging voor hun gedrag in de nazi-tijd te vinden is. Maar er is geen verontschuldiging voor hun gedrag nà 1945. Een enkele uitzondering daargelaten, waren ze niet bereid openlijk te erkennen dat hun gedrag laakbaar was (om geen sterker woord te gebruiken).
Dat geldt ook voor prominente figuren als Böhm, von Karajan, Furtwängler en Richard Strauss. Over von Karajan is in de pers na het verschijnen van Priebergs boek het nodige geschreven; er is evenveel reden nog een hartig woordje over de drie anderen te zeggen. Böhm probeerde zich na de oorlog schoon te wassen, maar had wel in 1936 en 1938 ‘glühende Ergebenheitserklärungen für Hitler’ geschreven, zonder daartoe uitgenodigd te zijn. En dat is nog niet alles.
Furtwängler is vaak - ook ten onzent - geprezen omdat hij het in het begin van de nazi-tijd het opnam voor Hindemith (door diens symfonie