Tirade. Jaargang 24 (nrs. 252-261)
(1980)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 649]
| |
[pagina 650]
| |
Als je dicht genaderd bent
en denkt het is mij best,
ik heb het nu wel gezien en er
is niemand aan wie ik nog hecht,
laat nu maar, heer, uw knecht
met een lichaam dat heel langzaam
leger wordt en een hoofd
steeds meer gevuld met dromen,
laat zachtjes en onvernomen,
dan kun je dat wel vergeten
want er dient nog duchtig geblazen,
het moet nog uit je zweten.
| |
[pagina 651]
| |
Leven: zeventig jaar
niet gehuisvest in haar
die zich sloot achter wat
in haar drong.
Maar daarna:
dalen diep tot haar in,
vallen in het begin!
| |
[pagina 652]
| |
Er zijn, altijd er zijn, zoals een berg.
Dat moeten. Vruchteloos naar vlakte smachten.
Of stromen, eeuwig. Nooit tot droogte komen.
Dat moeten. Tevergeefs van leegte dromen.
Dan liever nog mens vuur rook.
|
|